Album der Natuur/1860/Reuzenboom

Uit Wikisource
De reuzenboom van Californië (1860) door Pieter Harting
'De reuzenboom van Californië,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (negende jaargang (1860), pp. 31-32. Dit werk is in het publieke domein.
[ Afb ]

Wellingtonia gigantea
WELLINGTONIA GIGANTEA.

[ 31 from=53 to=77 53= ]
 

DE REUZENBOOM VAN CALIFORNIË.

 

 

Van alle planten-familiën bevat die der Coniferen of der Kegeldragenden de grootste boomen. Onder gunstige omstandigheden kunnen de daartoe behoorende dennen-boomen tot 120, sparrenboomen zelfs 180 voet hoog worden, en van de verwante Pinus Lambertiana in Noord-Amerika heeft men zelfs stammen zich tot eene lengte van 230 voet zien verheffen.

Doch de grootste reus uit het plantenrijk is de almede tot dezelfde familie behoorende Wellingtonia gigantea, waarvan eene afbeelding, ontleend aan het reisverhaal van balduin mollhausen, op de bijgevoegde plaat gegeven is.

Deze boom heeft, behalve dien van Wellingtonia gigantea, welken lindley er aan gaf, ook nog andere namen ontvangen, t.w. die van Seguoia gigantea, Seguoia Wellingtoniana, Washingtonia Californica. De laatste soortnaam is ontleend aan zijn vaderland, het goudrijke Californië. Daar groeit hij in een dal ongeveer 30 mijlen ten noorden van Sonora, hetwelk omstreeks 1500 voeten boven de oppervlakte der zee is gelegen. De gouddelvers noemden hem den Mammouthboom, en het dal draagt daarnaar den naam van Mammouthdal. Over eene oppervlakte van 50 morgens staat een negentigtal dezer kolossen verspreid, waarvan de kleinste 15 voeten in doorsnede heeft.

De eigenaar dezer streek heeft aan elken boom een naam gegeven. Een daarvan is, na eenen moeitevollen arbeid van vijf man gedurende vijfentwintig dagen, omgehouwen. Hij draagt den naam van Big tree (de dikke boom). Hij had eenen omtrek van 96 voet of 32 voet in doorsnede en eene hoogte van 300 voet. De oppervlakte van de overgebleven stomp heeft men glad gemaakt. Daarop is ruimte voor zestien walsende paren. Door telling der houtringen is gebleken, dat deze boom ruim 3000 jaren oud moet zijn. Verder heeft men de Miner's Cabin (de mijnwerkershut), aldus naar eene holte in den stam genoemd, de Three Sisters (de drie zusters), die zoo digt nevens elkander staan, dat zij uit éénen wortel ontsproten schijnen, de Old Bachelor (de oude vrijer), de Hermit, Husband and Wife, alle welke in omvang en hoogte slechts weinig of niet voor eerstgenoemden onderdoen. Eene [ 34 ]groep heeft den naam van de Family group ontvangen, bestaande uit de vader, de moeder en vierentwintig kinderen. De vader is reeds voor jaren omgevallen en op de hoogte van 300 voet afgebroken. Op dit punt heeft hij nog eenen omtrek van 40 voet, terwijl zijn omtrek nabij den grond 110 voeten bedraagt. Zijne vermoedelijke geheele hoogte was 450 voet. De moeder heeft eenen omtrek van 91 voet en eene hoogte van 327 voet. Ook ligt daar een holle, op 75 voet lengte afgebroken stam, waaraan men den naam van Horsebackride (paardenrid) heeft gegeven, omdat men gemakkelijk door de onderste helft heen te paard kan doorrijden. Eindelijk treft men daar aan Uncle Toms Cabin (de hut van oom Tom), zijnde een stam van 300 voet hoogte en 90 voet omvang, met eene holte, waarin vijfentwintig man zich legeren kunnen.

Sedert eenigen tijd zijn de bezoekers van het kristallen paleis van Sydenham in staat gesteld, om, zonder de steeds bedenkelijke reis naar Californië te doen, den stam van zulk eenen reuzenboom als het ware in zijnen natuurstaat te zien. De bovengenoemde Big tree is namelijk ten behoeve dezer inrigting omgehouwen en geschild; de schors is in vierkante lappen gesneden; deze zijn allen genommerd, en toen met een schip naar Engeland overgebragt. Om hen weder te vereenigen werd in het middendeel van het gebouw eene stelling of geraamte gebouwd, tegen welks buitenzijde vervolgens de schorslappen werden vastgehecht, in dezelfde orde, welke zij vroeger aan den boom hadden ingenomen.

Eindelijk stippen wij hier nog aan, dat zaden van Wellingtonia gigantea reeds voor eenige jaren naar Europa zijn overgebragt, en dat men de daaruit voortgekomen jeugdige boompjes thans in verscheidene tuinen, ook in ons vaderland, kweekt. Zelfs schijnt het, dat zij zonder schade, in den vollen grond, onze winterkoude kunnen verdragen. De mogelijkheid bestaat derhalve, dat onze nakomelingen, die zoo lang na ons leven als onze leeftijd van die van Salomo gescheiden is, ook in Europa reuzenboomen zullen aanschouwen, die in grootte de Californische evenaren.

Hg.