Algemeen Handelsblad/Jaargang 101/Nummer 32692/Avondblad/Die Wendungen in der Psychologie
‘„Die Wendungen in der Psychologie”. Voordracht prof. dr. William Stern’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, vrijdag 2 maart 1928, Avondblad, eerste blad, p. 2. Publiek domein in de EU. |
„DIE WENDUNGEN IN DER PSYCHOLOGIE.”
Op initiatief van de Vereeniging voor Wijsbegeerte en van het Nutsseminarium voor Paedagogiek hield prof. dr. William Stern gisteravond in de aula der gemeente-universiteit te Amsterdam een voordracht over „Wendungen in der Psychologie”.
Prof. mr. dr. Leo Polak verwelkomde prof. Stern, die acht jaren geleden ook in de aula heeft gesproken, en noemde het verblijdend, dat prof. Stern naar Amsterdam teruggekomen was.
„De Wendungen,” aldus prof. Polak, „die prof. Stern zal behandelen, zijn niet alleen die welke hij heeft meegemaakt, maar die hij mede heeft helpen maken.
Daarna nam prof. Stern het woord en besprak achtereenvolgens verschillende richtingen in de psychologie, die in de laatste tientallen jaren zijn opgestaan, en gaf van elk ervan een korte uiteenzetting, o. m.: de oudere psychologie: prikkelgewaarwording en prikkelreactie of physiologisch proces of psychische reactie. Men paste dergelijke onderzoekmethoden toe, zonder zich af te vragen of dit ergens toe zou leiden. Spreker noemde de pogingen om de bewustzijnsinhouden in hun elementen te ontleden en die als tegenhanger heeft de „geisteswissenschaftliche Psychologie” van Spranger, en die grooten aanhang kreeg, daar men inzag dat het psychische niet te benaderen is met mechanische ontleding. Weer een andere richting is die, welke zich bezighoudt met de bewustzijnsinhouden, waarbij men bemerkte dat het bewustzijn, dat men trachtte te verklaren, niet steeds uit het bewuste af te leiden was. Men daalde naar de diepte af en nam het begrip „het onbewuste” aan, dat zich bij sommige onderzoekers zoozeer in het psychische drong, dat het als factor, die het psychisch gebeuren veroorzaakt, werd aangenomen, b.v. in de psycho-analyse en in Adler’s „Individualpsychologie”.
Maar ook in andere psychologieën drong het begrjp binnen en toonde zijn onontbeerlijkheid ter verklaring van psychisch gebeuren.
Weer een andere richting is Sprangers „Gestaltpsychologie”: Reeds vroeger was erop gewezen (Ehrenfels) dat een gewaarwording op zichzelf niet verstaan kan worden: er moet nog iets bijkomen nl. de vorm. Als men een melodie hoort, aldus de „Gestaltpsychologie” dan zijn dat niet de afzonderlijke tonen, alleen de melodie is gegeven en vier punten, door lijnen verbonden beteekenen niets. Voordat die vier punten er waren, was er het begrip vierkant zooals er eerst melodie was voor dat er tonen zijn.
Spr. zette uiteen van hoeverre strekking die theorie is en noemde voorts nog tal van andere stroomingen b.v het Amerikaansche „behaviourisme” dat geen rekening houdt met de immers niet objectief waarneembare bewustzijnsinhouden toestanden en gevoelens, maar alleen met de uitingen, de gedragingen van menschen en dieren, waarbij gevoel, wil enz. niet beschouwd worden, de reflex-theorie van Bechterew en zijn school voor wie al het psychische niets is dan een keten van – nu en dan zeer ingewikkelde – reflexen.
Het is zegt spr. duidelijk dat zoowel behaviourisme als de reflextheorie niets met het psychische te maken hebben en het eenige belangwekkende erin is dat ze, zich bezig houden met de geheele persoonlijkheid.
Dat zijn slechts enkele van de stroomingen en richtingen die spreker onder de aandacht brengt. Boven dat alles stelt hij een psychologie die den geheelen mensch tot centrumvoorwerp van onderzoek maakt, niet den mensch in minstens drie deelen verscheurt lichamelijk onderzoek, de geestelijke mensch en de mensch als cultuurwezen. Die verdeeling is de psychologie noodlottig geworden en men is van den verkeerden weg zoozeer teruggekomen dat men, zooals prof. Stern in antwoord op een vraag opmerkte in de geneeskunde ook al persoonlijkheidsonderzoek toepast. Voorheen was iemand die b.v. een huidaandoening had, een huid die ziek was en waarin ten slotte nog vleesch en beenderen zaten, tegenwoordig wordt zoo iemand in zijn geheele wezen onderzocht....
De oudere richtingen in de psychologie onderzochten de elementen der psyche die men eerst in stukken verdeelde en de onderzochte deelen werden dan netjes aan elkander geplakt. Maar de naden lieten zich niet dichtmaken en men leerde de persoonlijkheid van den aldus ontleden mensch niet kennen. We moeten den mensch, dit leert wel de personalistiek, leeren bestudeeren als een eenheid maar een eenheid van hooger orde n.l. als een veel-eenheid. Zooals de „Gestaltpsychologie” niet de tonen, maar alleen de melodie erkent, zoo ziet de personalistiek de eenheden waaruit de veel-eenheid mensch bestaat, als de samenstellende elementen zijner geheele persoonlijkheid zonder die stuk voor stuk, onafhankelijk van elkander te bestudeeren. De „Gestaltpsychologie” sluit zich aan bij de personalistiek en wordt erin opgenomen: er is geen vorm mogelijk, zonder vormwording en vormwording kan alleen plaats hebben in de geheele persoonlijkheid. Wel moet de elementenpsycbe ontleed, maar niet op zichzelve beschouwd worden, doch als deelen van het geheel zooals men de tonen beschouwen moet, als deelen der melodie.
Bij het onderzoek van den wil meet men de spanning, maar men heeft dan rekening te houden met de persoonlijkheid in wie die spanning bestaat. Bij onderzoek naar de ruimte-voorstelling kan men het gezicht onderzoeken in alle onderdeelen, maar de mensch heeft niet alleen ruimtevoorstellingen, maar gezichts-, gehoor-, ruimte- en andere voorstellingen, en die werken niet onafhankelijk van elkander.
Spr. gaf als voorbeeld ter illustratie het volgende: een kleine jongen loopt in een tuin, ruikt aan alle bloemen en planten en doet dan telkens alsof hij niest, met zeer hooge stem het laatste deel van het geluid: atsji! Maar nu komt hij voor een groote plant en doet opeens met zeer diep laatst geluid: atsjoe! Waaruit blijkt, dat er verband bestaat tusschen gezichtsvoorstelling en geluidsvoorreactie.
Spr. vraagt dan of rhythme een optisch, een acoustisch of een motorisch begrip is en betoogt, dat het geen van drieën is, maar dat het een tot de geheele persoonlijkheid behoorend complex is.
Hij besluit met de opmerking, dat de personalistiek van groote beteekenis zal blijken voor onze opvatting over verschillende psychologieën en in het bijzonder voor de karakterologie, die acht geeft op de meest verschillende uitingen der persoonlijkheid. De psychologieën zullen niet langer autonoom zijn, maar afhankelijk van de persoonlijkheidsleer; eerst moet men de persoonlijkheid kennen, voordat men de innerlijke ervaringen kan leeren kennen.
Het onbewuste blijft niet langer iets mystisch, maar wordt erkend als deel der persoonlijkheid. De weg, dien de mensch zoekt tot het „ik”, is een oneindige weg, een ontdekkingsreis met vele omwegen, die ons het „ik” doen benaderen, nooit bereiken.
De menschelijke persoonlijkheid is samengesteld uit vele psychische lagen en eerst als we die kennen dan kunnen we den mensch kennen. Niet een enkele laag bepaalt de persoonlijkheid zooals Freud b.v. dit aanneemt maar het geheele complex van lagen.
De nieuwe personalistiek zegt spr. maakt het begrip mensch niet eenvoudiger maar niet steeds is eenvoud het kenmerk van de waarheid. Spr. hoopt, dat de personalistiek zich zal ontwikkelen tot heil der menschheid[.]
Zijn groot en aandachtig gehoor dankte hem door luid applaus en prof. Stern kan de overtuiging met zich medenemen dat zijn voordracht geleerd heeft, dat niet de „zielkunde zonder ziel”, die de psyche in naast elkander liggende stukjes sneed onze menschenkennis verder heeft gebracht of dat d[i]e wezenlijke beteekenis heeft, maar dat een verdeeling der psyche in, laten we zeggen, horizontale lagen, de dieptepsychologie als deel der personalistiek ons verder zal brengen.