Naar inhoud springen

Algemeen Handelsblad/Jaargang 104/Nummer 33721/Futuristische kookkunst

Uit Wikisource
‘Futuristische kookkunst’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, zondag 4 januari 1931, [eerste blad], [p. 1]. Publiek domein.
[ eerste blad, 1 ]

FUTURISTISCHE KOOKKUNST.


De strijd tegen de maccaroni. — De hoogere bedoeling hiervan. — Een nieuw middel ter verlaging der kosten van levensonderhoud. — Futuristische recepten.

(Van onzen Romeinschen correspondent).

ROME, oudejaarsavond 1930.

Marinetti’s aanval op de Italiaansche keuken en in het bijzonder op de maccheroni[1] blijkt veel meer beteekenis te hebben dan men in het begin wel dacht. Niet, dat er buiten hem zelf en zijn allernaaste volgelingen, ook slechts een mensch in Italië gelooft dat het hem gelukken zal de traditioneele gerechten door andere te vervangen, doch het blijkt thans dat de futuristenleider, die een overtuigd aanhanger is van Mussolini’s politiek, met zijn „kruistocht tegen de pasta asciutta” vooral ten doel heeft het graanverbruik te doen verminderen en op deze wijze bij te dragen tot de economische onafhankelijkheid van zijn vaderland.
De aantijging van de zijde der maccaronifabrikanten, dat zijn streven om de „pasta asciutta” te verdringen een anti-nationaal karakter zou dragen, kon Marinetti glansrijk weerleggen door er op te wijzen, dat Italië genoodzaakt is het graan voor de maccaroni-industrie ten deele uit het buitenland te betrekken, terwijl anderzijds de Italiaansche rijst geen koopers vindt en geen verbruikers.
Op eersten Kerstdag werd het Italiaansche volk verrast met de publicatie van het manifest over de futuristische kookkunst, waarop Marinetti indertijd in zijn „Open brief aan de lieve Napolitanen” reeds had gezinspeeld. Dit manifest is iets zoo buitenissigs en tegelijk zoo geestig, dat het dubbel en dwars verdient om ook buiten de Italiaansche grenzen te worden bekendgemaakt.
Natuurlijk begint Marinetti opnieuw met te verklaren, dat de „pasta asciutta”, een „absurde gastronomische religie der Italianen” afgeschaft moet worden. „Wellicht, zoo beweert de academicus, varen de Engelschen wel bij hun stokvisch en roastbeef, de Nederlanders (hoort landgenooten!) bij hun met kaas gekookte vleeschgerechten, de Duitschers bij hun zuurkool met worst; doch zeker dient de Italiaansche maccaroni-eterij tot niets. Deze stijfselachtige ballast in de Italiaansche magen leidt slechts tot het kenmerkende, ironische of sentimenteele scepticisme, dat maar al te vaak het zuidelijk enthousiasme in de kiem versmoort.”
De pasta asciutta „verbindt met zijn wormvormige draden de Italianen der twintigste eeuw aan het langzame spinrokken van Penelope of aan de voorhistorische sufdommelende zeilscheepjes op zoek naar een voortstuwend briesje”. „Waarom zou dit gerecht nog langer zijn zware massa op den triumfweg stellen van het onmetelijk net der langekorte golven, dat het Italiaansch genie heeft uitgespannen over oceanen en continenten of van de landschappen uit kleur-vorm-geluid die de radio-televisie rondom den aardbol, doet varen? De verdedigers der „pasta asciutta” zullen gedoemd zijn den zwaren bal, de ontredderde ruïne ervan in hun magen rond te dragen als zoovele kettinggangers of oudheidsvorschers.”
Uit dezen nieuwen aanval van Marinetti blijkt duidelijker dan ooit dat hij eigenlijk iets geheel anders wil dan alleen de maccaroni bestrijden, iets veel belangrijkers en grooters. Hij vecht hier tegen den ouden sleurgeest, tegen het starre conservatisme van zijn volk, die er toe geleid hebben dat de Italianen op menig gebied een eeuw bij de rest van Europa ten achter zijn.
Het aardigste deel van het manifest is echter dat waarin de futuristische kookkunst beschreven wordt. In de eerste plaats acht Marinetti het noodzakelijk te breken met de „passatistische en mediocre opvatting dat men iederen dag weer de genietingen van het verhemelte zou moeten smaken”. Hij wijst de scheikunde op haar plicht om ten spoedigste de menschheid te helpen aan poeders of pillen, die op de meest compacte wijze het voor de instandhouding van het menschelijk organisme noodige aantal calorieën bevatten. Deze pillen of poeders behooren gratis van staatswege te worden verdeeld onder de bevolking. „Op deze wijze komt men tot een werkelijke verlaging van de onderhoudskosten der mensch-machine, terwijl tevens de salarissen doch ook het aantal werkuren kunnen worden gereduceerd.” Weldra zal men over een steeds werkwillig proletariaat uit ijzer, staal en alluminium beschikken, terwijl de „homo sapiens” met twee uur slafelijken arbeid zal kunnen volstaan. De rest van zijn dag zal de mensch der toekomst wijden aan wetenschap en kunst en aan „de voorgenieting van volmaakte feestmaaltijden”. Een dergelijke maaltijd zal echter iets ongewoons, iets feestelijks zijn, een uitzondering op het dagelijksch menu van pillen en poeders.

Bij deze feestmaaltijden moeten alle zinnen volkomen bevredigd worden. In de eerste plaats moet men dus zorg dragen voor een volmaakte harmonie van het tafelgerei, glaswerk, porselein en versiering met de kleuren en geuren der gerechten. Voor alle vaste spijzen zijn vorken en messen uit den booze, daar een goed toebereid futuristisch gerecht den aanzittenden „voorlippige genietingen van den tastzin” behoort te geven. Vóór het opdragen van ieder gerecht zal de tafel besproeid worden met een parfum, dat bij dit gerecht past. Tusschen de verschillende gangen mag futuristische muziek ten gehoore worden gebracht; deze dient om de genoten smaakindruk uit te wisschen en dus weer „smaakmaagdelijkheid” te verwekken. Tijdens het genieten der spijzen zijn zoowel muziek als conversatie ontoelaatbaar, daar ze de tong en het verhemelte minder gevoelig zouden maken voor prikkels. In sommige gevallen echter kan bepaalde muziek of het voordragen van een bepaald gedicht het genot der smaakzintuigen verhoogen.
Tijdens de gangen worden ook af en toe enkele spijzen snel door het vertrek gedragen en zoodoende alleen met het gezichts- en met het reukzintuig genoten. Deze zullen in den regel niet worden gegeten.

Het manifest is zeer lang en uitvoerig en telkens weer wijst de Accademicus Marinetti erop, dat de spijzen die het Italiaansche volk thans eet niet passen bij onzen tijd en sterk contrasteeren met de futuristische principes. Inderdaad ook wij zien zeer weinig verband tusschen de vermaarde Romeinsche lamsbouten en „het alleruiterste streven der menschheid naar de laatst-eindelijke synthese” of tusschen een Napolitaansch gerecht bestaande uit in olijfolie gebakken inktvisschen en de „splendore geometrico veloce”, d.i. de vlugge geometrische pracht. Er is niets aan te doen: de keuken is niet met haar tijd meegegaan en het is noodig dat Marinetti ons leert hoe wij haar al die „heroïsche, dinamische, duizelingwekkende qualiteiten en vooral de vlugge geometrische pracht en het besef van antihistorie-ïsme” kunnen verschaffen, die ze zoo broodnoodig heeft.

En thans willen we onzen lezers en vooral onzen lezeressen vergasten op eenige der aan het manifest toegevoegde futuristische recepten, opdat zij zelf eens een proef kunnen nemen. Een hoofdschotel bij de futuristische smulpartijen vormt het „carneplastico” (plastisch vleesch), dat door Marinetti gerangschikt wordt onder die plastische gerechten die voor ze met de lippen in aanraking komen reeds de oogen en de fantasie voeden; natuurlijk eet men het plastisch vleesch met de vingers; deze schotel bedoelt te zijn een „synthetische interpretatie der landschappen van Italië”. Ze bestaat uit „een groote cylindervormige rol gebraden kalfsvleesch, opgevuld met ten minste elf verschillende soorten gekookte groenten. Deze cylinder wordt verticaal neergezet in het midden van een grooten schotel; daarna bekroond met een dikke laag honing, terwijl de basis wordt ondersteund door een ring van kleine gebraden worstjes, die zelf weer steunt op drie guldene ballen van kippenvleesch”. Het is een schepping van den futuristischen schilder Fillia.
Voor wie dit gerecht een weinig ongenietbaar mocht achten, verdient het aanbeveling eens een proef te nemen met de „Alaska-zalmen alla zonnestraal overgoten met Marssaus”. Ziehier: „Men neme een mooie volgroeide zalm uit Alaska, verdeele die in mooten en roostere iedere schijf afzonderlijk onder bijvoeging van een weinig peper zout en goede olijfolie. Daarbij voege men halve tomaten die van te voren met wat peterselie en knoflook eveneens op het rooster zijn gebraden. Alvorens de mooten op te dienen bedekke men ze met filetjes van ansjovis. Op iedere moot legt men een schijfje citroen met wat kappers. De saus moet worden bereid met ansjovis, het geheel van zachtgekookte eieren, basilicum, olijfolie en een glaasje likeur „Aurum” (een creatie van den dichter-vlieger-veldheer Gabrielle d’Annunzio) alles door een zijden filter geperst”. Dit recept is ontworpen door den eersten officieelen futuristischen kok Bulgheroni, die zijn ambt waarneemt aan de futuristische club „De Ganzepen” te Milaan. Niettegenstaande de curieuze benaming is het hoogst genietbaar, zooals we zelf in een Romeinsch restaurant bij een futuristisch feestmaal konden constateeren. Of de zalm echter regelrecht uit Alaska kwam, durven we niet verzekeren.
Heel wat uitzonderlijker lijkt ons het „complesso plastico mangiable” (eetbare plastische samenstelling) bekend onder den naam „Evennachtslijn + Noordpool” en ontworpen door den schilder Enrico Prampolini. Dit gerecht bestaat uit „een tropenzee van rauw geel van eieren vermengd met peper, zout en citroensap. In het midden verrijst een ijsberg in den vorm van een kegel van hardgeslagen eiwit waaruit aan alle zijden sappige schijfjes sinaasappel steken als zoovele resten der stukgebarsten zonneschijf. De top van den kegel vertoont een groot aantal stukjes zwarte truffel gesneden in den vorm van kleine vliegtuigen uit op de verovering van het zenith”.
Marinettlt verzekert ons, dat dit „parfumrijke, kleurige, sappige en den tastzin aangenaam prikkelende plastische samenstel zeer geschikt is als gelijktijdigheidsgerecht (pranzo simultaneo)”. We willen liever hem op zijn woord gelooven dan ons aan een proef onderwerpen!
In ieder geval blijkt wel, dat de heeren futuristen met deze en andere gerechten, men denke slechts aan een „Houtsnip alla Monterosa met Venussaus” wel zeer ver verwijderd zijn van de simpele en door hen versmade maccaroni. We vreezen echter, dat Marinetti weliswaar in het openbaar propaganda maakt voor de dynamische keuken en dat zijn, meestal jeugdige, volgelingen met ware doodsverachting de vorm- en kleurrijke producten dier keuken zullen eten, doch dat de meester zelf in zijn binnenkameren zich evenals meer normale Italianen zal blijven voeden met „spaghetti” (touwtjes) of „vermicelli” (wormpjes) „al sugo di pomodoro” (met tomatensaus), met sappige geroosterde ribstukjes, die hij naar Italiaansch gebruik „bistecca” zal noemen, terwijl hij in dagen van dieet zich zal bepalen tot de onvermijdelijke eieren „a la coque”. Zijn eenige verontschuldiging zou zijn, dat de regeeringspillen of -poeders nog ontbreken en daarmede ook de aanleiding tot futuristische uitzonderingsfeestmaaltijden.

(Nadruk verboden.)

  1. Vermeld in ons ochtendblad van 7 Dec.

Overige vindplaatsen

[bewerken]
  • Anoniem (7 februari 1931) ‘Futuristische kookkunst’, Soerabaiasch-Handelsblad, p. IV-2.