Algemeen Handelsblad/Jaargang 98/Nummer 30865/Avondblad/Kind en geweten

Uit Wikisource
‘Kind en geweten’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Dagblad, dinsdag 13 februari 1923, Avondblad, p. 2. Publiek domein.
[ 2 ]

Kind en geweten.

 Sommige kinderen schijnen buitengewoon veel angst uit te staan, als hun gewetentje begint te knagen. Uit mededeelingen van volwassenen weten we, welk een onrust en een vrees voor noodlottige gevolgen soms in een kindergemoed leven kunnen. Hier is een kind, dat een of ander godsdienstig voorschrift overtreden heeft, en nachten wakker ligt met wanhopigen angst, dat moeder ziek zal worden en sterven, welken onheil het kind naar zijn geweten zegt, zal hebben teweeggebracht door de overtreding. Daar is weer een kind, dat vreest, dat het nu blind zal worden, ginds weer een, dat een onbestemden angst krijgt voor een onheil, waarvan het zich geen voorstelling vormen kan. Dikwijls krijgt men, bij het hooren van dergelijke dingen den indruk, dat het nog in vele gevallen niet zooveel beter is, dan in een vroegere periode, waarin men de kinderen op de paden der deugd wilde houden en hen op tijd naar bed krijgen, door te dreigen met den „boeman”.
 Het is zeker overbodig te zeggen, dat een concrete, zij het ook strenge straf, desnoods zelfs een aframmeling, als men daar niet buiten kan, veel heilzamer en zeker minder gevaarlijk is, dan de geestelijke marteling die men een kind doet ondergaan, door bedreigingen met straffen uit de abstracte-, of in elk geval onzienbare wereld.
 Angst en schaamte weerhouden dergelijke kinderen in de meeste, misschien wel alle gevallen, er met volwassenen over te spreken. Totdat er later, hetzij door de ontwikkeling van het intellect, hetzij door de ervaring, dat men veilig dit en dat gebod kan overtreden zonder dat de aarde splijt, en het bloed en zwavel regent, zonder dat vader en moeder sterven, of door een geruststellend woord van een verstandige volwassene leert, dat het zoo’n vaart niet loopt met al die onheilen.
 Een der gevallen is dit: een klein meisje stond veel angst uit, door kleine overtredingen van godsdienstige voorschriften. Nu eens werd zo gekweld door die vrees, dan weer door een andere, zoodat haar gemoedje voortdurend onstuimig bewogen was. Maar een juffrouw op de Zondagsschool of de onderwijzeres in de gewone school zei eens, bij de bespreking van een les, waarin iets over kwaad doen voorkwam: „Ja kinderen, nu moeten jelui niet denken, dat op iedere goede daad dadelijk of later een belooning volgt, evenmin als men moet denken dat op iedere verkeerdheid dadelijk straf of een ongeluk volgt”.
 En zie: opeens week de angst voorgoed uit het kind, de autoriteit van de juffrouw, die dat zoo redelijk en goed begrijpbaar zei, joeg opeens de spoken der vergelding terug naar de plaats waar ze behooren: aan gene zijde van het terrein waarop de kinderziel opgroeit en zich ontwikkelt.
 Uit een brief van een kunstenaar nemen we over: „Ik heb als kind veel te vroeg kennis gemaakt met de diverse godsdienstangsten (ja, zoo staat het er, „diverse godsdienstangsten”, is het niet verschrikkelijk, dat zoo iets geschrevon kan worden?) door het lezen van den Bijbel, Ezechiël vooral”.
 In de laatste jaren studeert men dieptepsychologie en men vindt in neurotische, verschijnselen kindheidsherinneringen terug. Men stelt vast, dat het geestelijk leven van den volwassene een voortzetting is van het kinderlijk geestes- en gemoedsleven, voor een groot deel, misschien wel geheel, terecht. Maar terwijl de school van Freud achter de neurose een Oedipuscomplex zoekt, Adler minderwaardigheidsgevoel op basis van orgaanminderwaardigheid of algemeen neurotischen aard, verzuimt men na te gaan, of niet een groot deel van de phobieën terug te brengen is tot door ondoelmatige opvoedingsgebruiken, in casu het veroorzaken van angsttoestanden, veroorzaakte stoornissen.
 Prof. Ziehen heeft bij op lateren leeftijd uitgebroken neurosen in vele gevallen resten van verwilderende jeugdlectuur gevonden. Het is dus zeker niet vreemd, bij phobieën maar eens te speuren naar kinderangsten, die tot het territoir van den „boeman” behooren en die naar het onbewuste verdrongen zijn. Immers kinderen uiten er zich niet over. Wie ook bij volkomen normaal gebleven volwassenen eens een onderzoek instelt, zal zeker reminiscensen van door dwaze opvoedkundige middelen veroorzaakte „ingeklemde affecten” vinden.
 Er zijn vele gevallen van „gewetenscomplexen” en nu zijn er wel tal van kinderen, die ze niet kennen, maar onder de intelligente kinderen zijn er meer, dan men wel vermoedt, die gekweld worden, niet door „gewetensknaging”, zooals wij veel te zacht zeggen, maar door „Gewissenbisse”.
 Een onderzoek naar kunstmatig opgewekte kinderangsten zal, naar te verwachten is, een schrikwekkend aantal „gewetenscomplexen” aan het licht brengen.


Overige vindplaatsen[bewerken]

  • Anoniem (16 maart 1923) ‘Kind en geweten’, De Sumatra Post, eerste blad, [p. 1].
  • Anoniem (24 maart 1923) ‘Kind en geweten’, Deli Courant, vierde blad, [p. 1].