Het Vaderland/Jaargang 64/20 september 1932/Avondblad/Museum Boymans

Uit Wikisource
Museum Boymans
Auteur(s) Anoniem
Datum Dinsdag 20 september 1932
Titel Museum Boymans. Jaarverslag 1931
Krant Het Vaderland
Jg 64
Editie, pg Avondblad C, [1]
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein

MUSEUM BOYMANS


Jaarverslag 1931


      Verschenen is het verslag omtrent den toestand en de aanwinsten van het Museum Boymans te Rotterdam over het jaar 1931. Het is rijk versierd met 16 reproducties naar de belangrijkste aanwinsten, benevens 7 reproducties naar bruikleenen en 4 afbeeldingen van den bouw van het Nieuwe Museum.
      De bouw van het Nieuwe Museum op het landgoed Dijkzigt, naar het ontwerp van den stadsarchitect ir. A. van der Steur, in samenwerking met den directeur en met gebruik van het legaat Burger ter bestrijding der kosten, heeft gestadig voortgang. Begin Januari werd aanbesteed het maken van den bouwput en de paalfundeering. Ruim 3600 heipalen gingen den grond in. In Juni had de tweede aanbesteding plaats, welke het betonwerk van den onderbouw en den toren betrof. De derde groote aanbesteding zal in Juni 1933 volgen. Zooals reeds in het vorig jaarverslag medegedeeld is, zal het Nieuwe Museum in den aanvang van 1934 uitwendig gereed zijn. Daarna kan aangevangen worden met het droogstoken en tegelijkertijd de inrichting ter hand genomen worden. In het voorjaar van 1935 zal de opening kunnen plaats vinden.
      Het oude Museum, dat in 1662 als een zetel en logement voor Dijkgraaf en Hoogheemraden van Schieland door Jacob Lois, naar een ontwerp van Pieter Post, gebouwd werd en door zijn fraaien, geheel zandsteenen voorgevel het belangrijkste monument uitmaakt, dat Rotterdam uit de zeventiende eeuw nog bezit, zal, volgens besluit van den gemeenteraad, ingericht worden tot huisvesting van de historische verzameling, welke zich in het Museum van Oudheden bevindt.
      Het jaar 1931 is rijk aan aanwinsten geweest. Met voldoening kan melding gemaakt worden van een aanwinst, zoo belangrijk, als slechts zelden in de geschiedenis van een museum kan voorkomen: het beroemde paneel „De Verloren Zoon” van Jheronimus Bosch, dat één van de grootste schatten uitmaakte van de vermaarde verzameling Figdor te Weenen. Uitvoerig wordt dit paneel, dat dank zij de Vereeniging Rembrandt en particulieren verworven werd en waarvan een fraaie kleurenreproductie in het verslag is opgenomen, behandeld.
      In den loop van het jaar zijn de meeste aanwinsten reeds in ons blad besproken. Voor de afdeeling oude schilderkunst werd ten geschenke ontvangen een landschap op naam van Jodocus de Momper, benevens een interieur van H. M. Sorgh.
      Talrijk zijn aanwinsten op het gebied der moderne schilderkunst. Het zijn: een weversinterieur van Vincent van Gogh; stillevens van J. H. Weyns en Jan Wittenberg, een portret van Toon Kelder, het groote schilderij De Schiettent van Pyke Koch en een landschap van Petar Dobrovic. Naar aanleiding van de tentoonstellingen van werken van de Rotterdamsche schilders Tavenraat en van Maasdijk mocht het museum als geschenk een landschap en een interieur van deze kunstenaars ten geschenke ontvangen.
      Het Prentenkabinet verkreeg een aantal aanwinsten. In de eerste plaats werd op de veiling van dr C. Hofstede de Groot bij Boerner te Leipzig, de prachtige teekening van den Rotterdammer Willem Buytewegh, de Vinkebaan, verworven. Ook in deze teekening heeft hij op rake wijze het geval in beeld gebracht. Welk een intensieve aandacht spreekt uit de houdingen der figuren en met welk een breedheid heeft hij het landschap geschetst. Eigenhandig heeft de kunstenaar er onder geschreven „en ick en hebbe deze dingen niet gevoechelijcker connen uytbeelden als gy hier tegenwoordich siet”. De teekening is gegraveerd door Jan van de Velde.
      Uit dezelfde verzameling kon het Museum nog bemachtigen een landschap met boomen door Cornelis Vroom, omstreeks 1620 geteekend. Het is een mooi en zeer compleet blad van dezen zeldzaam voorkomenden meester.
      Uit de verzameling van de Universiteit Charkof, welke eveneens bij Boerner te Leipzig geveild werd, zijn een jonge cavalier van Jan de Bray, benevens een landschap met ruïne, een vroeg werk van den Rotterdamschen kunstenaar Simon de Vlieger.
      Ten slotte werd de afdeeling oude teekeningen nog verrijkt door een klein mansfiguurtje van Pieter Codde, benevens een roodkrijtteekening van Giovanni Benedetto Castiglione, het geschenk van dr N. Beets te Amsterdam.
      De collectie moderne teekeningen werd uitgebreid met een groote, fijn gelijnde vrouwefiguur van Christiaan de Moor, het geschenk van den heer J. H. van Hasselt, een aantal aquarellen en teekeningen van A. H. R. van Maasdijk, door de familie geschonken; eenige teekeningen en aquarellen van Johannes Tavenraat, geschenk van mej. M. J. Krabbe, benevens de groote expressieve teekening „Dorst naar Rechtvaardigheid” door Jan Toorop in zijn revolutionairen tijd in 1899 vervaardigd. Zij is een geschenk van stadgenooten. Aan teekeningen van buitenlandsche meesters werden nog verworven twee penteekeningen van Rodolphe Bresdin, een landschap met de „Rust op de vlucht naar Egypte” en een „Romeinsche veldslag”, welke laatste door den heer L. Godefroy te Parijs geschonken werd, benevens een vrouwelijk naakt van den Franschen beeldhouwer Aristide Maillol.
      De heer K. H. de Haas schonk ten slotte een boek met 63 kleurendrukken, wo.o. enkele zeer fraai, door den Japanschen kunstenaar Hiroshigé II, omstreeks 1860 vervaardigd.
      Ook de afdeeling beeldhouwwerken kon met een aantal werken op gelukkige wijze verrijkt worden. Met het legaat van der Schilden werd op een tentoonstelling in den kunsthandel Huize van Hasselt een fraai brons, een unicum van den Duitschen beeldhouwen George Kolbe verworven.
      De tweede aanwinst voor deze afdeeling is het vrouwenportret in hout, een unicum van den Franschen beeldhouwer René Iché, een talentvol kunstenaar van de jongere generatie.
      De Erasmus-Stichting heeft het Museum in staat gesteld voor de afdeeling Kunstnijverheid op de veiling van de glascollectie Snouck Hurgronje, welke bij Frederik Muller te Amsterdam plaats vond, eenige belangrijke stukken te verwerven.
      Andere aanwinsten voor deze afdeeling zijn: een groote pul van Chineesch porselein uit de Kang-Shi periode, benevens een witte kom van Chris Lanooy, door stadgenooten geschonken.
      Uitvoerig worden vervolgens de verschillende bruikleenen en tentoonstellingen behandeld.
      Het museum had in het afgeloopen jaar 25.265 bezoekers. Hoewel in vergelijking met het vorige jaar een achteruitgang van het aantal bezoekers te constateeren valt, kan het totale aantal toch bevredigend genoemd worden, aangezien, zooals in het vorige jaarverslag reeds vermeld is, de expositie alleen van het portret van Prinses Juliana door Lizzy Ansingh in vier dagen tijd 4100 bezoekers getrokken heeft. De minder gunstige economische toestand bevordert bovendien niet het reizen, wat een vermindering van het vreemdelingenbezoek ten gevolge heeft.

Overige vindplaatsen[bewerken]

  • Anoniem (18 september 1932) ‘Museum Boymans. Jaarverslag 1931’, Algemeen Handelsblad, Ochtendblad, p. 9.