Architectura/Jaargang 5/Nummer 30/Arbitrage

Uit Wikisource
‘Arbitrage’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 30 (zaterdag 24 juli 1897), p. 142. Publiek domein.
[ 142 ]
arbitrage.

— Door B. en W. is praeadvies uitgebracht op een adres van het bestuur der Ver. van Nederl. Steenfabrikanten, dd. 14 november te voren, waarbij verzocht wordt voor alle geschillen, ontstaande uit leveranciën ten behoeve der gemeente, arbitrage toe te laten en ter verzekering daarvan in de bestekken der gemeente eene bepaling op te nemen als vervat in art. 21 der „Algemeene Voorwaarden,” vastgesteld voor het dep. van Marine op 26 october 1893.
Tot nog toe worden in de bestekken der Gemeente verbindend verklaard niet de evengemelde „A. V.,” doch (voor zoover toepasselijk) de „Algemeene Voorwaarden,” vastgesteld bij beschikking van den minister van Waterstaat enz. van 12 Dec. 1895. Krachtens deze „A. V.” is slechts in enkele gevallen veroorloofd in geschillen de scheidsrechterlijke beslissing in te roepen.
B. en W. willen dus bepalen, dat de „Algemeene Voorwaarden,” vastgesteld bij beschikking van den minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, dd. 12 december 1895, no. 138, (voor zoover toepasselijk) in de bestekken der gemeente blijven gehandhaafd, met uitzondering van alinea 2 van § 495 (art. 93) dier „A. V.,” welke alinea gelezen wordt als volgt:
„Evenwel heeft de aannemer, wanneer hij geen genoegen neemt met de door B. en W. dienaangaande genomen beslissing het recht, mits binnen veertien dagen, na die beslissing daarvan gebruik makende, te vorderen dat het advies van eene Commissie van deskundigen worde ingewonnen, te benoemen op de wijze, bij de volgende paragraaf omschreven.”
Wordt deze wijziging van § 495 door den Raad goedgekeurd, dan zal tevens tegemoet gekomen zijn aan het verlangen van den Nederlandschen Aannemersbond, die bij adres, dd. 20 october 1896, een verzoek van gelijke strekking aan den gemeenteraad inzond.
Tegen het opnemen in de bestekken van eene bepaling, als in voormeld adres bedoeld, bestaat bij B. en W. geen bezwaar, mits de bepaling niet beperkt blijft tot leveranciën, maar eveneens van toepassing wordt verklaard op alle werken, door derden ten behoeve der gemeente uit te voeren. Behalve, dat daardoor gelijkheid ten aanzien van alle aannemers en leveranciers zal betracht worden, zien B. en W. in de concessie het voordeel, dat ook de schijn wordt ontgaan van willekeurige of onrechtvaardige handelingen te willen dekken d>or den letterlijken inhoud der „A. V.”