Architectura/Jaargang 5/Nummer 33/Het onderhouden van oude monumenten

Uit Wikisource
‘Het onderhouden van oude monumenten’ door Jules Destrée
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 33 (zaterdag 14 augustus 1897), p. 152-153. Publiek domein.

[ 152 ]HET ONDERHOUDEN VAN OUDE MONUMENTEN.

In eene kleine brochure getiteld „Kunst en Socialisme” van den Belg jules destrée, komen eenige beschouwingen voor over het bewaren van monumenten.

„Voorafgegane tijdperken hebben onze provinciën overdekt met een bloei van heerlijke monumenten: kerken, stadhuizen, torens enz. Deze zijn de goederen [ 153 ]ons door onze voorvaderen nagelaten, wij zijn daarvan niet zoozeer de eigenaars dan wel de vruchtgebruikers; op straffe van barbaarschheid en oneerlijkheid zijn wij verplicht ze te herstellen, te onderhouden om ze in goeden staat aan onze nakomelingen over te leveren.
Deze plicht wordt in belgië over het algemeen goed begrepen. Ieder jaar worden belangrijke sommen voor dit doel bestemd en wij zijn het met deze uitgaven eens, zelfs al zijn ze bestemd voor monumenten die een godsdienstig karakter dragen. Terloops vermeld ik dat het de socialist vandevelde was die aandrong op de restauratie der kerk du Sablon te brussel en op het instandhouden der abdij van Aulne.
Het is de commissie der monumenten die hoofdzakelijk hiervoor zorgt. Door het overheerschen der architecten, die vooral op herstellen en bouwen gesteld zijn, is men dikwijls overgegaan tot het doen van te groote en weinig te verdedigen uitgaven, want het herstellen van een gebouw of van eene ruïne moet zich bepalen tot bet strikt noodzakelijke om het geheel te versterken en bij elkander te houden. Men moet zoo eerlijk mogelijk de schilderachtige en geschiedkundige waarde bewaren, terwijl geheele vernieuwingen meestal slechts dienen om den architect in de gelegenheid te stellen, ten koste der opbrengers en der monumenten, zijne bedrevenheid en eruditie te toonen.
Het kon zijn nut hebben de inzichten mee te deelen door de „Société des sites et monuments” verstrekt.
„„Vergeet nooit dat het herstellen van een brok van een oud bouwwerk, hoe klein het ook zij, geheel iets anders is dan het maken van een nieuw gebouw. Het doel is niet alleen om het werk in goeden staat terug te brengen, maar om een overblijfsel der oude kunst van het land te beschutten en te bewaren. Elk oud gebouw heeft zijn geschiedkundige waarde, en zelfs zoo ge meent dat de staat waarin het zich bevindt wederopbouw noodzakelijk maakt, of dat gij het gemakkelijker geheel kunt bouwen, vergeet dan nooit, dat zijne geheele historische waarde verdwijnt als zijne echtheid twijfelachtig is. Uw plicht is niet wederopbouwen doch bewaren. Zorg er dus voor dat ge niet lichtvaardig een oud kunstwerk veroordeelt, onder voorwendsel dat het niet meer kan worden behouden. Het verliezen van oud werk is een nationaal verlies.””