Architectura/Jaargang 5/Nummer 9/Boeken
‘Boeken’ door M.L. |
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 9 (zaterdag 27 februari 1897), p. 54-55. Publiek domein. |
[ 54 ]
BOEKEN. | a. history of greek art bij f. w. tarbell, london 1896. |
Het maken van een boek, over kunst handelende, wordt gemakkelijk. Men doet eene handige keuze uit de meest bekende kunstvoortbrengselen en maakt met de afbeeldingen daarvan het geraamte eener handleiding. De beschrijving der platen levert dan den tekst, waarbij ter meerdere volmaking eenige overal te lezen zijnde algemeenheden gevoegd worden. Zoo houdt men de bibliografen bezig en helpt zichzelven aan een gemakkelijken auteursroem.
In de voorrede van bovenstaand boek verzekert de schrijver, dat het geschreven is — „in de overtuiging dat het verlangen naar het schoone en edele de machtigste drijfveer is om kunst te bestudeeren.” — Alvorens Grieksche kunst te behandelen, wijdt hij een dertigtal pagina’s aan Egyptische en Mesopotamische kunst, waarin hij, op zijn zachtst genomen, bewijst, weinig kennis te hebben genomen van de verschillende opiniën over de voornaamste kunstwerken. Zoo zegt hij o. a. op pag. 16, „dat de sfinx niet ouder is dan de 4e dynastie,” terwijl er toch eene inscriptie uit dien tijd bestaat, waarin gezegd wordt, dat toen de sfinx reeds lang bestond.
Pag. 19. „De groote pyramide van cheops te Gizeh, is eene begraafplaats.” (?) De inwendige structuur van dit bouwwerk, die geheel afwijkt van andere pyramiden waarin werkelijk mummies gevonden zijn, maakt deze veronderstelling onmogelijk.
Pag. 23. Het realisme der koppen van Egyptische beelden, die er als getrouwe portretten uitzien, bevalt den schrijver bijzonder doch hij waarschuwt tegen overschatting en wijst op de restricties die de Eg. kunst zich zelve oplegt — daardoor kwam zij in de beeldhouwkunst nimmer tot de losse vrijheid der Grieken. Het is zeer waarschijnlijk dat men hetzelfde zou kunnen zeggen van de beelden van de kathedraal van chartres. Men bedenke echter dat de egyptenaren en de christenen minder aan persoonlijkheden gehecht, dan de ijdele grieken zelden het beeld van een persoon afzonderlijk plaatsten doch het steeds een decoratieve functie aan een gebouw, of met betrekking tot eene omgeving deed vervullen. Plaats een Grieksch beeld op een voetstuk. Waar is nu in dat beeld gelet op de eischen van dat voetstuk? Is het niet noodzakelijk dat beiden met elkander rekening houden, dat het voetstuk de overgang is van den grond naar het beeld en dat omgekeerd, principen van het beeld zijn overgedragen op het voetstuk zoodat een gebonden geheel ontstaat zonder voor het oog hinderlijke overgangen?
Pag. 24. In de Eg. reliefs is geen gevoel voor vormenschoon, geen poetischen idéaliseerenden toets evenals bij de portretten der beelden. Hier komt men in de verleiding te vragen of de schr. die reliefs wel ooit goed bekeken heeft.
Pag. 28. Van Karnak Eg. zegt hij het volgende: „Dit Kolossaal brok architectuur, zelfs zijne ruïne, maakt een indruk van overweldigende majesteit. Geen ander werk van menschenhanden, slaat den aanschouwer met zulk een gevoel van diep ontzag.” En dezelfde menschen nu die zulk eene architectuur konden maken, die de grootheid met hunne ziel vereenzelvigd hadden, zouden in hunne andere kunstuitingen, achterstaan bij de grieken, die in al wat zij volbrachten steeds de neiging vertoonden, om wat zij aan goud ontvingen in koper om te zetten.
Pag. 28 en 29. De Eg. kapiteelen hebben ernstige fouten zegt de schr. het bekende lotos knop-kapiteel (fig. 1) maakt voor hem een onaangenaam effect omdat het naar boven smaller wordt. Fig. 2 is niet goed geconstrueerd door het doelloos (?) tusschenschuiven van het blok steen tusschen het kapiteel en den balk daarboven.
Uit het feit dat alle kapiteelen zoo afwijkend van vorm zijn, trekt hij de zonderlinge conclusie dat de Eg. niet evenals de grieken volgens een canon werkten. plato verklaart heel stellig het tegenovergestelde met betrekking tot de beelden en voorstellingen, maar het werken volgens een canon — lees — concreet principe — sluit niet uit variatie in uiterlijken vorm. Dit kan de natuur ons leeren.
Het beste in dit boek zijn de prentjes getrouwe fotografische copieën van de origineele en daar er veel — Archaïsche — vroeg Grieksche, — zelfs — Cyclopische
[ 55 ]— kunstvoortbrengselen in voorkomen, geeft het een beknopt overzicht van de Grieksche kunst van af haar oorsprong en buiten de bedoeling van den schrijver misschien geeft het den aanschouwer een gevoel van respect voor de zoogenaamde — primitieve — perioden en kan als gevolg daarvan een mindere appreciatie der bloeiperioden, — door de meeste schrijvers eenige eeuwen te laat gesteld niet uitblijven.
Les grandes cathedrales du monde catholique — door — l. cloquet, secretaire de la revue de l’art chrétien. Lille 1897.
Meer dan 200 meest bekende afbeeldingen verduidelijken den tekst en geven met dezen een overzicht van den christelijken kerkbouw, vanaf de Latijnsche Basilieken tot de kathedralen van dezen tijd. nederland is vertegenwoordigd door het „Valkhof” te nijmegen en St. Jan in den bosch. Het is meer een pronkboek voor een liefhebber, dan eene handleiding voor den student.