Naar inhoud springen

Bredasche Courant/Jaargang 147/Nummer 258/Bredasche Kunstkring

Uit Wikisource
‘Bredasche Kunstkring. De najaarsexpositie [2]’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de De Bredasche Courant,dinsdag 2 november 1937, [p. 1]. Publiek domein in de EU.
[ 1 ]

Bredasche Kunstkring

DE NAJAARSEXPOSITIE.

II.      

Jan Strube is op deze tentoonstelling vertegenwoordigd zoowel door olieverfschilderijen, als twee litho’s, een teekening en een kleibeeldje.

Deze veelzijdige artist heeft een eigen stijl, die zoowel bewondering als veroordeeling uitlokt al naar mate men persoonlijk dichter of verder van hem afstaat.

Zijn methode van schilderen getuigt van zeer precieus werk, waarin elk steentje, elke nuanceering is verantwoord. In tegenstelling met bijv. Peskowski is zijn werk verstandelijk overwogen. Het meest sprekende voorbeeld hiervan is wel no. 39, Delft; ook zijn beide stillevens, vooral no. 40, getuigen van de realistische opvatting van zijn kunst.

In verband hiermede is het ook merkwaardig te zien het verschil in visie welke deze schilder heeft met Paul Windhausen. Beiden hebben het Spanjaardsgat geteekend, Strube heeft er een litho, Windhausen twee houtsneden van gemaakt. Het kleibeeldje van de oude boerin (no. 45) verdient zeer zeker afzonderlijk vermeld te worden. Zeer expressief is het oude afgewerkte van deze vrouw uitgebeeld. Wanneer wij een aanmerking zouden mogen hebben zou het deze zijn, dat de beenen wat lang en jong zijn, maar de uitdrukking van de breede werkhanden neemt een groot deel van dit bezwaar weer weg.

Van mej. A. L. Thomas hangen er 3 schilderijen, die, wat de opvatting betreft, eenigszins zoet aandoen.

No. 48, Begonia, is wel de beste van de drie, is beter verantwoord dan no. 49, Seringen. Misschien wel hierdoor omdat no. 48 kleiner is, want wij hebben den indruk gekregen, dat zij bij een grooter schilderij als no. 49 haar aandacht en haar kunnen vermoeid wordt, dat zij bij het onderste gedeelte van no. 49, dat beter is dan het bovenste deel, haar geheele energie heeft noodig gehad.

Wij constateeren met genoegen, dat E. W. van Vegghel vooruit blijft gaan. Zijn boerderij, (no. 50) getuigt er van. Iemand, die op een zoo groot vlak als dit schilderij aquarelleert, is de techniek wel meester.

W. Maanders is deze keer niet erg gelukkig geweest, het beste vinden wij zijn stilleven no. 51. Laat hij het niet te veel zoeken in zijn coloriet.

Zoo juist maakten wij reeds een vergelijking tusschen Paul Windhausen en Strube wat het interessante verschil in opvatting betreft van het teekenen van het Spanjaardsgat. Daar komt dan bovendien nog bij hoe deze artist ditzelfde onderwerp twee maal in hout snijdt en daarmede aan ons doet zien, hoe dit object hem heeft gefascineerd. Met genoegen zien wij zijn Neger (no. 54), dien wij van zijn atelier reeds kenden, hier terug. Ook nu weer trof het ons, hoe hij er in geslaagd is de ons zoo vreemde psychologie van dit ras voor ons waar te maken. Jammer vinden wij het, dat hij niet een paar meer van zijn kinderportretten heeft ingezonden, vooral omdat Tineke (no. 56) ons inziens niet het beste voorbeeld is van zijn kunnen. Wij herinneren ons veel betere van hem, waarvoor wij destijds vol bewondering hebben gestaan. Zijn gedetailleerd geschilderde Aronskelken (no. 55) zijn buitengewoon decoratief.

Op deze tentoonstelling heeft P. L. Douwes houtsneden en terracotta beeldjes geëxposeerd, die zeer de aandacht verdienen. Vooral het relief Madonna met kind (no. 8) is buitengewoon. Hoe prachtig is in deze over het kind gebogen vrouw de toegewijdheid maar tevens de angst voor wat komen moet, uitgebeeld. In de andere madonna (no. 7) daarentegen voelen wij meer de blijdschap van de moeder. De heilige liefde (no. 9) is eveneens zeer knap werk, terwijl wij voor de beide terra cotta’s groote bewondering hebben, zie bijv. de verschillende karakteruitdrukkingen in de twee jongenskopjes (no. 12). Jammer is dat hij zijn symbolieke gips Gasbescherming (no. 18) heeft gepolychroneerd.

Rest ons nog de aandacht te vestigen op no. 46 van J. Temme[.] Interieurfoto, die èn als foto èn als staal van moderne interieurkunst zeer is te prijzen.

Wij hebben reeds de aandacht gevestigd op de portefeuille met aquarellen enz., die op de middentafel ligt en waarin zich enkele zeer goede specimen bevinden. De losse teekeningen die bij den ingang liggen zouden ons inziens zonder bezwaar gemist kunnen worden, omdat ook deze voorstudies niet interessant genoeg zijn om geëxposeerd te worden.

Het is jammer, dat de plaatsruimte ons alleen maar heeft toegestaan zeer oppervlakkige mededeelingen te doen van het tentoongestelde, vooral omdat wij er van overtuigd zijn, dat veel een meer diepgaande bespreking meer dan waard is.

De Bredasche Kunstkring mag met voldoening op deze expositie terug zien.

* * *

De expositie in de o.l. school aan de Keizerstraat blijft ook hedenavond nog geopend.