Bredero/Aerdtsche Goddin

Uit Wikisource

SONNET.

Aerdtsche Goddin, alleen besitster van mijn hert
En ziele van mijn ziel, meestersche der ghedachten,
Wiens schoonheyts klaren glants en heusheyt my verkrachten,
Als in den blonden strick mijn hert ghevanghen wert.

Soo ghy niet aensien wilt de wreedheyt van mijn smert
En stoppen u ghehoor voor mijn bedruckte clachten,
Van my hebdy dan niet als droefheyt te verwachten
En afghesloofde dood, daer ick in blijf verwart.

Maar gaedy tot ghenae u goedertieren wennen
En wilt de trouwe Min uws dienaers recht bekennen,
Dan sal ick sijn verlost van droefheyt, sorgh en pijn.

Mijn hert dat stadelijck en altoos sou verteeren
En sal dan nimmermeer in assche konnen keeren,
Maer in een soeten brandt altoos onsterflijck zijn.