Bredero/Geeft lust!
GEEFT LUST!
Eerweerdige Heeren, mitsgaders ghy Eerbare Vrouwen en Vrome Jonge Lieden: Wy dancken u, dat ’t u lieden gelieft dese plaetse met u geselschap te vercieren ende ons met aansienelijcke tegenwoordicheyt te vereeren.
Deught-rijcke Juffertjes! Wy sijn verwondert waarom dat eenighe Dochtertjes ons Spel niet en hebben komen besichtigen, maar hebben ’t geschuwt, als of’t een oneerlijck dinghen ware, daar sy nochtans wel sonder schaamte daghelijx met een nechtighe ernst naloopen de licht-voetighe Vreemdelinghen, die alle schelmerijen schijnen gheoorlooft te sijn. En ist geen groot verwonderens waardich, dat een soo loffelijck Borgherye ende Eersame Ghemeente dus lang is begoogelt gheweest door de slimme trecken van dat hant-gauw en diefachtich Volck? Seght eens, ghy Voorstanders vande vreemde Lantloopers, wat leerelijcke redenen hebt ghy oyt van haar gehoort? wat stichtelijcke waarschuwinge, tot voordeel van andere, hebt ghy oyt an haar gespeurt? wat Coninglijcke waardicheyt hebben sy oyt vertoont? O ghy betooverde Lieden! Ick hadde gehoopt, dat u besworen oogen door dese gheluckige rij-eeuw souden gheopent worden. Maar wat is ’t? Vele van u lieden blyven moet-willens in blintheyt, Ghy rasende Menschen! En moet ghy niet bekennen, dat ghy maar hebt gesien ende ghehoort belachelijcke sotticheden en veel dozijn-werck van ongevoechelijke babbel-woorden en veel ondienstighe dartele licht-vaardicheyden? Ick wil niet tegen-spreecken, datter twee of drie tamelijck wel spelen: Maar, lieve, wat is de reste? een deel ghepuffels, buffels, wraack-goet, uytschot en houte heylichjes. Wat icker meer of sie, dat laat ick de Verstandighe uyten. En noch soo durft de trotsche schotsche Engels-man wel segghen, dat yet treffelicx te leeren maar kinder-werck is. Dan doch ghemeenelijck, datmen selfs niet doen en kan, dat verachtmen gaern. Wy syn Rederijckers en gheen gheckmakers. Voorts soo waarschuw ick als onse verachters, onse scharpe Egelentiertje niet al te hart an te tasten, of het souw haar opgeblasen glaasen kickers oogen en houten baviaens-backesen heel op schrabben.
Wyse Toe-luysteraers! Al kan ick geen Engelsche tonge spreken: De Hollanders kennen ook wel wat schotjes reden, en daar heb ick oock vry wat schots op gheleert, ende dat is voor de Schotsen ooch schots ten besten: Trouwen uyt liefde van onse Camer en mijn Vaderlijcke Stadt.
Om de Quack-salvers niet te slachten, die haar kruyderen hooch prijsen, soo stelle ick ons verschil an ’t oprecht oordeel van de sin-rijcke breynen.