Couperus/Op zee in schomlend schuitjen
Uiterlijk
< Couperus
VI
[bewerken]Op zee in schomlend schuitjen,
Zoo rank gelijk een zwaan,
Zoû met een schalk-zoet bruidjen
Ik willen gaan.
Geen bries, die ook maar even
Den zilverspiegel brak;
Hoe zoû ons bootjen zweven
Op 't glazen vlak!
Hoe zoû het golfjen kabblen
Met murmelziek gesus!
Hoe spottend zoû het babblen
Bij elken kus!
En wen wij minnensmoede
En spelemeyensmat
Naar wal terug ons spoedden,
Zoû, o, mijn, schat!
Op donzen bloemensponde,
Gespreid in onze kaan,
Met u, mijn bruid, mijn blonde,
Ik sluimren gaan...
Bij 't dobbrend spelevaren
Belonkt door 't starrenheir,
Gewiegeld op de baren,
Zacht heen en weêr,
Alleen, alleen, o lieve!
Alleen en onbespied
Met u de zee te klieven...
Waar' 't weelde niet?