Courante uyt Italien, Duytslandt, &c./1620/28 augustus/VVt Franckfoort, den 20 Augusti

Uit Wikisource
‘VVt Franckfoort, den 20 Augusti’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Courante uyt Italien, Duytslandt, &c., [vrijdag] 28 augustus 1620, [p. 1]. Publiek domein.
[ 1 ]

VVt Franckfoort, den 20 Auguſti.

 Dese daghen heeftman aen’t Visschers Poortjen eenen Hof die in syne vaste Mueren stondt uytgeruymt, ende terstont uytghevolt ende grof geschut daer op ghestelt om defensie te doen, desgelijcx heeftmen op andere plaetsen Borstweeringhen voor die Soldaten ghemaeckt, oock die Riviere de Mayn besorght datse des daeghs ten deele open, ende des nachts gants gheslooten is.
 De Gheunieerde Vorsten Crijghsvolck, hebben by Oppenheym alreede een Brugge over den Rhijn ghemaeckt, daer over 5000 Mannen ghetrocken sijn, ende souden heden noch 13 duysent Mannen te Peerde ende voet daerop volghen, om te sien waer op des Marquis Spinola synen aenslach heeft, ende om hem te verhinderen, verwachten willen, gelijck sy dan alreede een brugghe om over de Mayn te slaen veerdich hebben, soo haest Spinola op dese zijde van den Rhijn comt, sullen die gheunieerde Vorsten eenen legher by Caster tegen over Maints fourneren, verhopen den selven wederstant ghenoech te doen.
 Tot Marburgh is de Heere Landtgrave van Cassel met eenighe peerden aengecomen, de Vice Cancelier Pents, heeft hem van Cassel gevolgt, doch by hare Vorstelijcke Ghenade gheen audientie ghehadt, maer is hem voor sijne Raden, wat schimpelijcken op sijne voorbrenghen, van weghen die passagie, ende den selven rondt afgeslaghen.
 Gisteren zijn alhier alle Borghers ende Capiteynen op het Stadthuys ontboden, aldaer hun is voorgelesen worden, als dat aen hun van hare Keyserlijcke Majesteyt antwoort op hunne brieven aencomen was, daer in hare Majesteyt dese stadt nochmaels belooft, hun by hare privilegien ende goeden vrede te beschutten, maer dat de Marquis Spinola met alsulcken Crijsch macht opwaerts comt, is tot geen ander meyninge, van om sijne onghehoorsame, sonderlijcke die Bohemen, daer onder oock de Paltz-grave met gewelt tot ghehoorsaemheyt te dwingen.
 Ende alsoo te besorghen staet dat dese Stadt, door dese ghenoemde Spinola mochte aengegrepen werden, dat een yegelijck sich inde wapenen houde, ende soo haest van de wachtorens allarm gheschoten werdt, dat sich een yeghelijck in sijn quartier vervoeghe. De Heeren Graven vander Wedderouw sullen hun met aller macht bystaen, met andere assistentien.