Da Costa/Aan een naamgenoot van Bilderdijk
Uiterlijk
< Da Costa
← Aan den oudsten zoon van een geliefden vriend | Da Costa's Kompleete Dichtwerken (1876) door Da Costa | Op eene vijf en twingtigjarige echtgedachtenis → |
Uitgegeven in 's-Gravenhage door D. A. Thieme. |
AAN EEN NAAMGENOOT VAN BILDERDIJK
TER GELEGENHEID VAN ZIJNE EERSTE AVONDMAALSGEMEENSCHAP.
Die overwint, Ik zal hem geven een witten
keursteen, en op den keursteen een nieuwen
Naam, dien niemand kent, dan die hem ontfangt.
Openb. II: 17.
keursteen, en op den keursteen een nieuwen
Naam, dien niemand kent, dan die hem ontfangt.
Openb. II: 17.
Gy draagt een schoonen naam, o jonge Bilderdijk!
O! draag hem nederig! maar waardig, door het streven
om in beroep en kunst voor hooger doel te leven,
door meer, dan d' overvloed van goud of zilver rijk.
Gy draagt een schoonen naam! en toch! gy moest begeeren
een nieuwen, — een', waar God Zijn' hemel aan verbond!
Voer dezen, in de kracht eens u gekruisten Heeren,
op 't voorhoofd, in uw hart en Hem gewijden mond!
O! draag hem nederig! maar waardig, door het streven
om in beroep en kunst voor hooger doel te leven,
door meer, dan d' overvloed van goud of zilver rijk.
Gy draagt een schoonen naam! en toch! gy moest begeeren
een nieuwen, — een', waar God Zijn' hemel aan verbond!
Voer dezen, in de kracht eens u gekruisten Heeren,
op 't voorhoofd, in uw hart en Hem gewijden mond!
1839.