Naar inhoud springen

Da Costa/De Hollandsche poezy

Uit Wikisource
De traan Da Costa's Kompleete Dichtwerken (1876) door Da Costa

De Hollandsche poezy

De zesde december
Uitgegeven in 's-Gravenhage door D. A. Thieme.
[ 176 ]
 

DE HOLLANDSCHE POEZY.
VOORGELEZEN OP DE MAALTIJD, GEHOUDEN BY GELEGENHEID VAN DE
JAARLIJKSCHE ALGEMEENE VERGADERING
DER
HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN,
IN MDCCCXX.



Daar waar der Kunsten outer blaakt
van feestelijke offeranden,
en ’t hart de reinste zuchten slaakt
voor ’t heil der Nederlanden;
daar moogt, by ’t vonklen van den wijn,
gy, Dichtkunst, niet vergeten zijn,
op dezen grond zoo bloeiend!
Voor Hollands dichterlijke taal
klink’ dan op nieuw de feestbokaal,
van purpren druifnat gloeiend!

Bloeit, Hollands taal en poëzy!
Vlecht Deugd en Godsdienst palmen!
Doet door uw stoute harmony
den toon der Wijsheid galmen!
Gy kunt het! Geve uw Helicon,
waar nimmer ondeugd lauwren won,
het zwakke rijk de Logen
aan vreemde Zanggodessen op,
maar lokk’ ze op haar verheven top
de Waarheid uit den hoogen!
[ 177 ]

Aâm hier, o Dichtkunst, dubblen moed!
Sla uit uw breede veêren!
Zoek voedsel voor uw hemelgloed
in ’t hoogst der hemelsfeeren!
De taal, die ’t Hollandsch hart ontvloeit,
was immer van uw vlam doorgloeid!
Uw adem is haar leven!
Zy, zy vermag geheel den schat,
dien Uwe scheppingskracht bevat,
in klanken weêr te geven!

Geen andre kweelt de zucht zoo zoet,
aan ’t minnend hart ontvallen!
Geen andre doet met warmer moed
de krijgstrompetten schallen!
Geen andre weet zoo schoon een brand
van geestdrift voor het Vaderland
in alller hart te ontsteken!
Noch ’t diep ontzag voor God en plicht,
waarvoor ’t geweld des onheils zwicht,
met zoo veel klem te kweken!

Welaan dan, achtbre priestrenrij
van onze Zanggodinnen!
bewaakt die kostbre poëzy
als ’t vuur der Vestalinnen!
Dat dweeperij noch ongeloof
haar onbezwalkten glans verdoov’,
die over de aard moet schittren!
En laat geen vreemde bastaardij
het zoet van taal en melody
voor kieschheids smaak verbittren!

Dan is de luister, dien zy spreidt,
een toorts van geestverlichting,
die op het doornig pad geleidt
van koene plichtverrichting!
Dan is ze een zwaard, dat onverstand
vervolgt, en nedervelt, en bant,
en de ondeugd doet verbleeken;
een stroom, die, uit zijn bed geslaakt,
[ 178 ]de dorre velden vruchtbaar maakt,
en ’t heilzaamst kruid doet kweken.

Bloeit, Hollands taal en poëzy!
Vlecht Deugd en Godsdienst palmen!
Doet door uw stoute harmony
den toon der Wijsheid galmen!
En als, by ’t jammerlijkst verval,
geen plek op de aarde wezen zal
voor Schoon- of Waarheid veilig,
dan nog blijv’ beider naam en macht
tot aan het laatste nageslacht
op Neêrlands Zangberg heilig!