Dagblad van Noord-Brabant/Jaargang 75/Nummer 15350/Tentoonstelling in de Passage

Uit Wikisource
‘Tentoonstelling in de Passage’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Dagblad van Noord-Brabant, zaterdag 21 september 1935, tweede blad, p. 6. Publiek domein in de EU.
[ 6 ]

TENTOONSTELLING IN DE PASSAGE.

Jan Strube verzamelt onder het dak van zijn „Constcaemer” ’n aantal zeer schoone kunstproducten, werken van een negental kunstenaars, die door elk, die prijs stelt op verfijning van zijn kunstzin, moeten bezocht worden. De etalages en de ruimten van den kunsthandel daarachter zijn er geheel mee gevuld. We brachten er gisterenmiddag ’n bezoek en ’t verheugt ons te mogen constateeren, dat er in ’t werk van Strube, den ernstig strevenden visionnair-beeldenden kunstenaar, ’n sterke stijl-verdieping is waar te nemen. Verheugend is dit des te meer, omdat Strube zich geïnspireerd voelt op ’t Brabantsche boeren- en volksleven. Zijn nieuwste groote werk „Twee Brabantsche menschen”, ’n portretverbeelding van ’t platteland in de dagelijksche huishoudelijke- en arbeidssfeer is ’n tastbaar bewijs van die verdieping in zijn werk.

De Brabantsche boerensfeer heeft hem voor goed te pakken. Hij zal die niet loslaten en omgekeerd. Visionnair is zijn werk, half-realiteit, half droom. Dit ligt ook in z’n „Boerenmeisje met de muts” en vooral in zijn „Liesboschlandschap”, terwijl zijn nieuwste „Brabantsch Binnenhuis” (conté) alleen sterk realistisch aandoet.

Uit al zijn werk spreekt zijn grafisch talent. Bezie nog maar eens goed zijn „Bredasche Boterhal” in de etalage, ’n werk, dat voorbeschikt is om historische waarde te krijgen.

Zijn „Kunst aan ’t Volk”. Deze leuze is bij Strube in daden omgezet. Een nieuwe gedachte in deze voor de kunstenaars zoo kommervolle tijden, heeft hem er toe gebracht klein Litho’s te vervaardigen. (’n gansche serie van ’t Brabantsche platteland), die, goedkooper nog dan sommige prentbriefkaarten, onder ’t volk kunnen gebracht worden. Het zijn afdrukken van zijn Litho’s, die naar alle deelen der wereld zijn verkocht. Strubbe beoogt hiermee niet in de eerste plaats ’n zakelijk doel. Hij wil den noodlijdenden kunstenaar ’n voorbeeld geven, hoe deze al scheppend, dus op ’n waardige wijze, zich, zij ’t dan ook ’n bescheiden, bestaan kan heroveren en tegelijk zijn kunst onder ieders bereik kan brengen.

Naast Strube zijn daar: N. Eelkman, een der beste grafici met z’n laatste werk „Zwevers”, ’n houtsnede als ’n gedicht zoo schoon

Beeldhouwer Douwes gaf wel niets nieuws, maar toch drie van z’n beste plastieken, Jhr. Ditlinger (in de etalage met drie oliedoeken), Gerrit de Moré met z’n merkwaardig-goed gelukt „Meisjeskop”, een van z’n beste werken van den laatsten tijd, P. Windhausen met twee aquarellen en ’n olie-damesportret, J. Franken Pzn. met ’n groote collectie houtsneden. Dan is er nog Louis Schrikket en Kreel Damen en om te sluiten: mej. Greta Strube, die enkele specimen van haar handweefkunst exposeert.

De heer J. G. Kuiper zond ter illustreering van ’t geheel enkele antieke meubelen en kunstvoorwerpen.