[ bijvoegsel, 1 ]* Amsterdam, 12 April. De tentoonstelling van schilderijen van oude meesters in Arti et Amicitiae is heden voor de leden der maatschappij en heeren inzenders geopend. Gij zult van mij, zoo ooit, dan zeker niet reeds nu een uitvoerige beschrijving verwachten van de kunstschatten, die er zijn bijeengebragt. Enkele bijzonderheden dus slechts.
Aan het hoofd van den catalogus prijken de namen van H. M. de Koningin, die 29 miniaturen in olie- en waterverf, en 13 miniaturen in émail, grootendeels door Petitot vervaardigd, heeft ingezonden en van Z. K. H. Prins Frederik, die van zijn belangstelling in de expositie heeft doen blijken door de inzending van twee paneelen met voorstellingen uit het leven van St. Bertin door Hans Memling. Aan die miniaturen en paneelen was de eereplaats aangewezen, maar H. M. de Koningin, die heden middag een uurtje in Arti et Amicitiae doorbragt, vond dat de miniaturen te veel in het licht geplaatst waren. Op haar aanmerking, dat dit voor miniaturen in waterverf nadeelig kon zijn, zijn zij door de commissie meer in ’t donker ten toon gesteld.
De catalogus bevat niet minder dan 327 nommers, terwijl de gemeente Franeker op ’t laatste oogenblik nog een viertal portretten, o. a. dat van Maria Schuurman, heeft overgezonden. Dit moet echter onderdoen voor het portret van dezelfde, geschilderd door van Dijck en eveneens op de tentoonstelling aanwezig. Mevr. de douairière van Loon en de heeren jhr. J. P. Six en jhr. P. H. Six hebben zich jegens het publiek, dat deze expositie zal bezoeken, het meest verdienstelijk gemaakt. Zij hebben tot de commissie gezegd: „Neem, wat u lief is uit onze verzameling” en van dat aanbod is een even ruim als verstandig gebruik gemaakt. Rembrandt’s Burgemeester Jan Six — nobele, intelligente geacheveerde kop, naar kleeding en handen slechts geëbaucheerd, gelijk hij in ’t laatst van zijn leven gewoon was te doen — prijkt naast zijn Anna Wymer, wed. Jean Six, den vader van Jan Six. Het zuiver realistische of volmaakt-ware in dat weêrgâloos schoon portret, twintig jaren vroeger door den meester geschilderd, steekt treffend af bij het idealistische in het vrouweportret, gemerkt Rembrandt 1639, dat bij gelegenheid van deze Tentoonstelling eensklaps bekend is geworden. H. M. de Koningin, Mie zich een oogenblik voor dat prachtig doek, waaruit het genie er u al zijn kracht toespreekt, neêrzette, hoorde met verbazing, dat tot dusver aan dat schilderij in het huis van den eigenaar een eereplaats.... in de keuken is beschoren geweest.
Ruysdael schittert door twee Landschappen, waarvan vooral het Deensche met zijn kerkje op een verhevenheid uitmunt.
Van Hobbema zijn vier landschappen, o. a. een toebehoorende aan den heer J. P. Six, waarvan de prijs, zelfs bij benadering, niet te zeggen zou zijn, evenmin als van Wouwerman’s Pleisterplaats, waarvoor het Engelsch Gouvernement eenige jaren geleden, om een bod te doen, 8000 pond sterling wilde geven. Ook een Wouwerman van C. baron van Pallaudt te ’s Hage is uitstekend. Van dien heer zijn meer kostbare schilderijen aanwezig. Te vergeefs daarentegen heb ik naar doeken uit de galerij-Steengracht gezocht.
Verder noem ik nog Doelenstukken, Schutterstukken en Regentenstukken van Theodore de Keyser, van der Helst, Moreelse, de Moor, van den Tempel, Ferdinand Bol, van wien een, voortreffelijk geconserveerd, uit Gouda, dat zoo goed als onbekend was.
Vier Potters, een van Ostade, drie portretten door Moreelse, ’t portret van Erasmus door Hans Holbein, drie Berchems, vijf sublieme portretten van Frans Hals, waarvan een kop, toebehoorende aan den heer C. baron van Pallandt, die, volgens schilders-argot, heerlijk geboterd is; drie zeegezigten vau W. v. d. Velde en drie landschappen van Adriaan v. d. Velde; drie schilderijen van Jan Steen, twee van Rubens, vier portretten van v. Dijck, drie doeken van Vinckenboms, waarvan een, de Prinses van Oranje op den Vijverberg te ’s Hage voorstellend, toebehoort aan den Belgischen gezant te ’s Hage, graaf van der Straeten Ponthoz; twee portretten door Adriaan van der Werff, het eigendom van baron Hugo v. Zuylen van Nyevelt te ’s Hage; twee v. d. Meers (Delftsche), wiens Delftsche straat vooral een juweeltje is van perspectief.
Van Jan Albert Cuyp heeft zij behalve vijf andere schilderijen zijn beroemd De rivier voor Dordrecht; van Gerard Dou, drie genrestukjes en een portret.
Nu slaak ik de dorre nomenclatuur, om niet den geheelen catalogus over te schrijven. Dat dit weinige echter genoeg zij, om de Hagenaars naar Amsterdam in de zalen van Arti et Amicitiae te lokken.
Nooit zullen zij waarschijnlijk weder in de gelegenheid worden gesteld, om zulk eeu rijk museum te zien en te bewonderen.