Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage/Jaargang 205/Nummer 89/Naar aanleiding van
‘Naar aanleiding van het door ons medegedeeld overlijden van den gepensioneerden kolonel, […]’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage, zondag 14 en maandag 15 april 1872, bijvoegsel, [p. 1]. Publiek domein. |
[ bijvoegsel, 1 ]Naar aanleiding van het door ons medegedeeld overlijden van den gepensioneerden kolonel, ontvangen wij, van een zijner meest geachte wapenbroeders een brief, waaraan wij gaarne het volgende onder de oogen onzer lezers brengen, om in het openbaar hulde te brengen aan de nagedachtenis van een hoofdofficier, wiens verdiensten in der tijd door Z. M. den Koning naar waarde geschat en beloond zijn geworden.
„De toenmalige majoor der infanterie Kamps was, bij tijdelijk afwezen van den generaal-majoor Volkhemer, provinciaal kommandant der provinciën Groningen en Friesland, in Junij 1847 als kommandant van het garnizoen, als bevelhebber opgetreden, toen op den 28n dier maand de rust en goede orde op eene zeer bedenkelijke wijze gestoord zijn geworden bij een oproer waaraan te regt een ernstig karakter werd toegekend.
„Niet alleen toch nam het volk, aangevoerd door eenige werklieden, tegenover de onder de wapens gekomen troepen van het garnizoen eene dreigende houding aan, maar werden deze zelfs met steenworpen begroet.
„De geachtte kommandant betoonde zoo lang mogelijk lankmoedigheid en bedwang, door krachtige vermaning de verbittering der aldus getergde manschappen, totdat de kommandant zelf door een steenworp tegen de borst getroffen werd en hij aldus gedwongen werd, geweld met geweld te keeren. Hierbij behoort nog in aanmerking te worden genomen, dat, na de proclamatie in den loop van den dag uitgevaardigd, alle formaliteiten ook door den kommandant in acht genomen waren, terwijl ondanks alle vermaningen tot rust en orde het volk meer en meer opdrong met het blijkbare doel, om de troepen te overweldigen en zich van hare wapens meester te maken.
„Nu was het oogenblik gekomen, om het noodlottig kommando tot vuren te geven, waarbij de twee belhamers en nog enkele andere handlangers, benevens nieuwsgierige toeschouwers, doodelijk getroffen (8 in getal te zamen) en ruim een vijftigtal gewond werden. Op den schrik daardoor verwekt, stoof de menigte uiteen, die de Groote Markt van Groningen vulde; slechts enkelen bleven stand houden, totdat de kavallerie — nu toevallig van een grensplaats binnen de stad teruggekeerd — tusschen beiden kwam en het werk voltooide.
„Aan het manmoedig gedrag en aan het beleid van majoor Kamps, mag het voornamelijk worden toegeschreven, dat het oproer, in Harlingen en Leeuwarden aangevangen en te Groningen voortgezet in andere steden schrik heeft verwekt en gestuit is.