Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage/Jaargang 215/Nummer 97/Frankrijk
‘Frankrijk’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage, dinsdag 26 april 1881, [p. 581]. Publiek domein. |
FRANKRIJK.
Het schijnt zeker te zijn, dat de ontscheping van de Fransche troepen te Tabarka in den ochtend van den 23n heeft, plaats gehad; maar geen depêche bevestigt dit feit.
Ali-bey heeft op tien mijlen afstand van ben Baclur gekampeerd in een bergengte, die in de vallei van de Medjerdah uitloopt.
Door deze bergengte kan Ali zich in drie dagen naar Tabarka begeven. Men schrijft hem te Tunis het plan toe, langs dezen weg een bordj aan de grenzen te bereiken, van waar hij zijn bemiddeling tusschen de Fransche troepen en de Khroumirs zou aanbieden. Men zegt ook, dat de Minister van Oorlog, Si Selim, talrijke geschenken van de Khroumirs, die den vrede wenschen, ontvangen zou hebben.
De gevolgen van de operatiën van Frankrijk tegen de Khroumirs zijn nog niet te voorzien. Meer en meer blijkt, dat ’t zich niet tot een tuchtiging van de grensstammen zal bepalen, omdat er bij de republikeinsche Regering een parti-pris bestaat en niets blijkbaar haar onaangenamer zou zijn dan een schikking. De Oucheta — schrijft le Temps — zouden zich aan Sidi-Ali hebben onderworpen, maar de Khroumirs zouden dit hebben geweigerd. Een bewijs dus voor dat blad, dat die Khroumirs weigeren, zich te leenen „tot de comedie van schijnbare bevrediging, die de Bey hen zou willen doen spelen om van de Fransche troepen bevrijd te blijven”. Toch meldt ook de berigtgever van the Times, van den 22n, dat de Khroumirs hebben voorgesteld, zich geheel en onvoorwaardelijk aan Ali-bey te onderwerpen. „Al ware dit echter zoo, zegt de officieuse Temps, wij kunnen geen voldoening erlangen zonder zelven onze voorwaarden aan de Khroumirs op te leggen. Wat den Bey betreft, sedert hij geweigerd heeft zich met ons te vereenigen om gezamenlijk de Khroumirs te tuchtigen, heeft hij zich op een onbekenden weg begeven en staat hij voor de eventualiteiten, die hij niet meer kan voorkomen.
„Hij weet ook niet, of een volksbeweging zich niet te Tunis tegen de Europeanen zal openbaren. In werkelijkheid heeft hij zich verantwoordelijk gesteld voor gebeurtenissen, die buiten zijn contiôle vallen en die, met of zonder zijn toestemming, uit de door hem gevolgde houding moeten voortvloeijen.”
Werkelijk is — volgens een depêche aan the Times — de Europesche bevolking zeer bevreesd voor een opstand onder de Arabieren , als de Fransehe troepen het Tunesisch grondgebied betreden.
De jongste berigten intusschen geven reden te gelooven, dat de vrees, die men voor de in Tunis vertoevende Europeanen koestert en die opgewekt is door de verklaring van den Bey, dat hij voor de veiligheid van de vreemdelingen niet kon instaan wanneer de Fransche troepen het grondgebied binnentrokken, — overdreven is. De Fransche consul, de heer Roustan, heeft verklaard, persoonlijk in te staan voor de veiligheid der Europeanen en hij biedt een wijkplaats aan op het Fransche consulaat aan alle Europeanen, die in de elders uitgedrukte vrees mogten deelen.
Zijn brief besluit met het berigt van een ontscheping te Tabarka en de Bey wordt verzocht de Tunesische troepen van deze plaats te verwijderen, ten einde een conflict te voorkomen. In zijn antwoord aan den heer Roustan verklaart de Bey, dat hij aan zijn troepen geen bevel kan geven om terug te trekken.
De consul heeft den Bey den onmiddellijken intogt van de Fransche troepen in Tunis aangekondigd. In het antwoord van den Bey wordt een zinsnede gevonden, waarin hij alle verantwoordelijkheid voor de feiten, die plaats zouden kunnen hebben als de Franschen Tunis intrekken, van zich afwerpt. De bewoordingen, door den Bey gebezigd, zijn gelijk aan die welke zijn Minister Mustapha gebruikt heeft en die een bijeenkomst van de consuls noodzakelijk en de ongerustheid van de Europescne kolonie heeft gaande gemaakt. Men herinnert zich, dat de Fransche Regering bekend gemaakt heeft, dat zij den Bey en Mustapha persoonlijk verantwoordelijk stelde voor de veiligheid der Fransche onderdanen. Daar de Bey deze verantwoordelijkheid van zich afwerpt en erkent dat hij niet in staat is de orde in alle gevallen te handhaven, heeft de Fransche consul-generaal aangeboden een landingscompagnle van de Jeanne d’Arc te doen ontschepen. Dit aanbod is afgewezen, van welke weigering de heer Roustan aan de consuls per circulaire heeft kennis gegeven.
In deze circulaire leidt de heer Roustan uit de weigering van den Bey af, dat de Tunesische Regering geen geloof hecht aan het dreigend gevaar of wel de verantwoordelijkheid op zich neemt, die intusschen door haar zelve afgewezen is.
Aan the Daily Telegraph wordt berigt, dat de ulémas den Bey zouden hebben aangeraden te abdiqueren ten behoeve van zijn broeder Sidi Ali, uit vrees, dat de Sultan een nieuwen regent van het paschalik benoeme. ’t Is niet waarschijnlijk, voegt de (Weener) correspondent er bij, dat Turkije tot dat expedient de toevlugt zal nemen. „De Porte heeft zich overtuigd, dat Erankrijk haar inmenging in het Tunesisch geschil als onaannemelijk beschouwt. Frankrijk is van oordeel, dat de Bey in alle wereldlijke zaken onafhankelijk is en dat de geestelijke pregorativen van den Kalif niet in ’t spel zijn.”
— Te Saarbrugge is een veteraan van Napoleon in 90-jarigen ouderdom overleden. In 1816 huwde hij, en vierde in 1876 zijn gouden bruiloft.
Zijn vrouw is nog in leven.