De Aeneïs/Boek I

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
< De Aeneïs

Aanhef (1-11)[bewerken]

Ik bezing de wapenfeiten en een man, die voortvluchtig door het noodlot, als eerste van de kusten van Troje naar Italië gekomen is en meer bepaald naar de kusten van Lavinium. Hij werd vaak door de macht van de goden tussen land en zee heen en weer geslingerd omwille van de onvergeeflijke woede van de razende Juno. Hij heeft ook veel geleden in de oorlog, totdat hij een stad zou stichten en zijn goden in Latium zou binnendragen. Hieruit zou het Latijnse geslacht ontstaan en voorvaderen van de inwoners van Alba Longa en de hoge wallen van Rome. Muze, herinner mij aan de redenen, door welke gekwetste god of door welke pijn, de koningin van de goden een opvallend plichtsbewuste man zoveel avonturen liet beleven en er toe heeft aangezet zovele moeilijkheden te doorstaan. Is de woede van de goden dan zo groot?

Interpretatie[bewerken]

Men kan natuurlijk letterlijk vertalen,maar in het Nederlands heeft deze vertaling minder betekenis. Men moet de bedoeling van de schrijver achterhalen. Daarom is hier een geïnterpreteerde vertaling (interpretatio)gemaakt. Als interpretatio is deze vertaling goed, maar als letterlijke vertaling is deze misschien minder goed. Soms voelt deze interpretatie geforceerd aan, maar dat is misschien het nadeel van een meer geinterpreteerde vertaling.

Ik bezing gevechten. Ik bezing de man die van de Trojaanse stranden als eerste, gedreven door het lot, naar Italië ging en meer bepaald naar de Lavinische stranden. Veel werd deze geslingerd tussen land en zee door de goddelijke krachten en door de felle woede van de serpentige Juno. Veel oorlog heeft deze geleden, voordat het ook maar mogelijk was Rome te stichten en de stadsgoden naar Latium over te brengen. - vandaar het Latijnse geslachten , de voorvaderen van Alba Longa en de muren van het grote Rome - Muze, breng mij de oorzaken in herinnering, welk goddelijke gekrenkte macht en welke kwelling de vorstin der goden er toe aanzette een man onovertroffen in vroomheid zoveel gevaren te doen doorworstelen en zoveel ellende te laten trotseren. Zetelt er dan zoveel wrok in de godenharten? fg

De wrok van Juno (12-33)[bewerken]

Er was eens een oude stad, bewoond door Tyrische kolonisten, Carthago, ver gelegen tegenover Italië en ver van de monding van de Tiber. Deze stad was berucht om haar rijkdommen en zeer ruw door de interesse in oorlog. Men zegt dat Juno deze boven alle steden vereerde, zelfs boven het achtergestelde Samos; hier lagen haar wapens en stond haar strijdwagen. Reeds toen verlangde en wenste de godin vurig dat dit rijk zou heersen over alle volkeren als het Lot dit zou toelaten. Maar ze had immers gehoord dat er uit het Trojaanse bloed een volk zou voortkomen dat ooit de Carthaagse (= Tyrische) burchten zou verwoesten; en dit volk zou regeren over een groot rijk en trots zijn in de oorlog en zorgen voor de ondergang van Carthago (= Libië); zo beslisten de schikgodinnen. Dit vreesde ze, terwijl Juno (= Saturnia) dacht aan de vorige oorlog, die ze in Troje ten voordele van haar geliefde Grieken had gevoerd, zij was de oorzaken van haar woede en haar erge pijn nog niet vergeten (= waren nog niet weg uit haar geest): het oordeel van Paris, het onrecht van haar misprezen schoonheid, het gehate volk en de eer van de ontvoerde Ganymedes, bleef bewaard in het diepste van haar hart. Dit alles maakte haar woedend en deed de Trojanen, wat de Grieken (= Danaï) en de hardvochtige Achilles van hen hadden overgelaten, heen en weer drijven op zee en hield hen ver weg van Latium. Gedreven door het lot zwierven ze vele jaren rond op alle zeeën. Zoveel moeite heeft het gekost om het Romeinse volk te stichten.

Noten[bewerken]

  • \ betekent "behalve"
    • vb. 549-560 \ 555 : regels 549 tot en met 560, behalve regel 555

Juno roept de hulp van Aeolus in (34-80)[bewerken]

De Storm (81-112)[bewerken]

Zodra deze dingen gezegd waren, doorboorde hij de holle berg met zijn omgekeerde lans in de flank: en de winden stormen voort na als het ware een kolonne gevormd te hebben langs waar een poort gegeven is, en blazen over de aarde in een wervelwind. Ze duiken neer op de zee, en de Eurus en de Notus en de Africu, rijk aan stormen woelen haar samen helemaal van de diepste bodem af om, en wentelen enorme golven naar de kusten.

Er volgt onmiddellijk geroep van de mannen en geknars van de scheepstouwen. Opeens nemen de wolken de hemel en de dag weg uit de ogen van de Trojanen; zwarte nacht valt neer over de zee. De (hoge) hemel begint te donderen, en hij (=de hemel) flikkert door opeenvolgende bliksems, en alles laat de mannen een aanstaande dood zien (bedreigt de mannen met een aanstaande dood).

Onmiddellijk worden Aeneas' leden door de kou slap; hij begint te zuchten, en, terwijl hij zijn twee handpalmen naar de sterren uitstrekt, zegt hij het volgende (met zijn stem): 'O, driemaal en viermaal gelukkigen, die het overkwam voor de ogen van hun vaderen onder de hoge wallen van Troje te sneuvelen! O zoon van Tydeus, sterkste van het volk der Grieken! Dat ik niet kon sneuvelen (waarom kon ik niet sneuvelen) op de vlakten van Troje, en door jouw rechterhand mijn laatste adem uitblazen, waar de woeste Hector ligt door de speer van de kleinzoon van Aecus, waar de enorme Sarpedon (ligt), waar de Simoïs onder zijn golven zoveel meegesleurde schilden en helmen en dappere lichamen deed rondwentelen!'

Terwijl hij deze dingen overweegt, stoot een door Aquilo striemende storm uit de tegengestelde richting in het zeil, en zwiept de golven op tot aan de sterren. De riemen worden gebroken; dan wendt de boeg zich af en geeft de zijde bloot aan de golven; onmiddellijk volgt een steile berg water in een massa. De enen hangen op de top van een golf, aan de anderen toont een opensplijtende golf de bodem tussen de golven in; de branding woedt op het zand.

De Notus leidt drie meegeseleurde schepen op verborgen rotsen (deze rotsen in het midden van de golven noemen de inwoners van Italië 'de Altaren', een enorme rug onder het zeeoppervlak); drie (schepen) dwingt de Eurus, vanop volle zee in de ondiepten en zandbanken - meelijwekkend om te zien - en lokt ze in de wadden en omringt ze met een wal van zand.