De Avondpost/1916/Nummer 9560/Avond-editie/Bestrijding van het Wit in de rozen
‘Bestrijding van het „Wit” in de rozen’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Avondpost, zaterdag 8 en zondag 9 juli 1916, Avond-editie, p. C2. Publiek domein. |
Bestrijding van het „Wit” in de rozen.
Een der onaangenaamste kwalen, waaraan de koningin der bloemen lijdende kan zijn, is wel wat men zoo karakteristiek beeft genoemd: het „wit in de rozen. Daarbij schijnen de bladeren en de jonge scheuten, benevens de bloemen en de bloemknioppen en soms ook de vruchten, ja zelfs de stekels overtrokken te zijn met een witachtig waas, dat veel op schimmel gelijkt en daarom ook wel rozenschimmel genoemd wordt. Ook heeft het wel iets van meel dat er opgepoeierd schijnt en vandaar dat men ook wel spreekt van Meeldauw.
Deze ziekte wordt veroorzaakt door een zwam, sphaerothéca pannosa. Het mycelium trekt niet door maar over de betrokken plantendeelen heen, vandaar dat men het gemakkelijk er af kan wrijven. Gewoonlijk begint de ziekte het eerst aan de onderzijde der bladeren, maar spoedig strekt zij zich ook uit tot de bovenvlakte van het blad en over andere groene deelen van de plant. De bladeren beginnen er dikwijls gekruld en verschrompeld uit te zien en vallen lang voor hun tijd af. Ook de jonge scheuten worden misvormd en kunnen niet goed groeien, terwijl de bloemen zich eveneens minder ontwikkelen. En als de ziekte zich wat erg ontwikkelt kan zij een zwakke plant wel haast te gronde richten. Het mycelium zuigt n.l. door middel van zuigorganen of haustoriën het benoodigde voedsel uit de opperhuidscellen der betrokken plantendeelen. De snellle verspreiding gedurende den zomer wordt vooral in de hand gewerkt door vorming van zoogenaamde conidiën, die zich eenvoudig van daarvoor zich apart vormende draden afsnoeren en zoo door den wind naar andere planten worden gebracht. Eerst tegen den winter worden nog andere voortplantingsorganen gevormd, n.l. zoogenoemde peritheciën, waarbinnen zich buizen vormen, waarin zich meestal in elk 8 sporen ontwikkelen. Deze blijven den winter over en geven het volgend voorjaar weer aanleiding tot het ontstaan van een nieuw mycelium. Ook schijnt er meermalen eenvoudig een stuk van het mycelium zelf in een knop te overwinteren, van waaruit het volgend voorjaar dit stukje mycelium dan direct haar taak begint.
Om dit euvel met succes te bestrijden heeft men verschillende middelen aangewend. In de eerste plaats schijnt het van groot belang te zijn in het voorjaar, wanneer de struiken nog niet uitgeloopen zijn, deze te besproeien met Bordeauxsche pap. Vervolgens kan bij het eerste optreden van het wit gebruik gemaakt worden van zwavelen. Worden de bladeren en andere deelen met fijne zwavel bespoten dan kan de zwam zich niet verder ontwikkelen en zij gaat te gronde. Waarop de doodende werking van zwavel op ‘t mycelium berust is tot dusverre nog niet uitgemaakt, wel schijnt daarbij, de temperatuur een zeer belangrijke rol te vervullen, zoodat wordt aangeraden nooit anders dan bij zonnig weer te zwavelen. Het beste mengsel, dat met succes kan worden aangewend schijnt wel te zijn 3 Kg. zwavel met 1 ons groene zeep op 10 L. water De beste zwavel die hier voor gebezigd kan worden is de Ventilatozwavel. Deze zwavel is zeer fijn, terwijl zij toch niet aaneenkleeft. Af en toe moet het bespuiten hiermede herhaald worden.
Een ander middel, dat ook met succes kan worden toegepast is de bespuiting met zwavellever. Men neemt daartoe 9 gram zwavellever en 100 gram groene zeep op 10 L. water.
Ook schijnt het bekende Vitiphiline een zeer goede uitwerking te hebben voor den gewonen liefhebber heeft dit natuurlijk op de andere middelen voor, dat het direct kan worden aangewend en niet eerst in gereedheid moet worden gebracht.
Het schijnt wel, dat sommige rozenvarieten veel minder last van het „wit” hebben, dan andere en men heeft wel eens beproefd om daarvan afzonderlijke lijsten samen te stellen. Maar vaststaande resultaten heeft men daarvan tot dusverre niet kunnen verkrijgen, zeker, omdat de bodem en de groei der rozen daarbij ook een voorname rol spelen. Zooals ieder liefhebber zeker wel zal hebben opgemerkt, kan het weer daarbij zeer veel mee of tegen werken. Het is dus stellig af te raden bij de bemesting der rozen te veel stikstof te gebruiken. De planten groeien daardoor te welig op en het weerstandsvermogen wordt minder. Het toevoegen van kalk aan den grond schijnt een gunstige uitwerking uit te oefenen om de planten tegen den aanval der zwammen beter weerbaar te maken. Natuurlijk moeten de aangetaste deelen als afgevallen bladeren, afgesneden scheuten enz. zooveel mogelijk worden verbrand.