De Génestet/Zelfverloochening
Uiterlijk
← Groot; ook goed? | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Door zegen geheiligd → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
[ 282 ]
ZELFVERLOOCHENING.
U-zelf wilt gij verloochnen? goed!
Dat is een edel streven.
’t Is de eerzucht van een vroom gemoed,
Voor andren slechts te leven.
Dat is een edel streven.
’t Is de eerzucht van een vroom gemoed,
Voor andren slechts te leven.
Doch wie zich-zelf verloochnen wil,
In woorden en in werken,
Hij doe het vroolijk, needrig, stil,
En laat zijn strijd niet merken.
In woorden en in werken,
Hij doe het vroolijk, needrig, stil,
En laat zijn strijd niet merken.
Want weet, als in uw sombren blik,
In uw mistroostig wezen,
De leus: „Mij-zelf verloochen ik !”
Voor ieder staat te lezen....
In uw mistroostig wezen,
De leus: „Mij-zelf verloochen ik !”
Voor ieder staat te lezen....
Dan rooft ge uw liefdewerk zijn kroon,
Zijn lieflijkheid, zijn waarde
Dan rooft ge uw eigen ziel haar loon,
Omdat gij ’t vraagt van de aarde.
Zijn lieflijkheid, zijn waarde
Dan rooft ge uw eigen ziel haar loon,
Omdat gij ’t vraagt van de aarde.
Dan is uw offer goed noch groot,
En zal geen hart verrukken:
Wat meer dan goud kon zijn – als lood
Zal ’t op uw naaste drukken.
En zal geen hart verrukken:
Wat meer dan goud kon zijn – als lood
Zal ’t op uw naaste drukken.
Dan wekt ge liefde noch ontzag,
Maar weêrzin, medelijden
De kunst is: met een milden lach,
Als streedt ge niet – te strijden!
Maar weêrzin, medelijden
De kunst is: met een milden lach,
Als streedt ge niet – te strijden!
1859.