De Katholieke Illustratie/Jaargang 1/Nummer 1/Over het bemesten van Vruchtboomen
← Het veld van Mars | Over het bemesten van Vruchtboomen (1867)
De Katholieke Illustratie, jrg. 1, nr. 1 (1867), p. 7. |
De belasting op den tabak in Frankrijk → |
Uitgegeven in 's-Hertogenbosch door Administratie van de Katholieke Illustratie (uitg. door Henri Bogaerts). |
Over het bemesten van Vruchtboomen.
Niet zelden hoort men klagen, dat boomen, die goed ontwikkeld zijn en een veelbelovend aanzien hebben, weinig of geen vruchten dragen; de reden daarvan moet ongetwijfeld gezocht worden in de weinige moeite, die men zich gewoonlijk omtrent de verzorging der boomen getroost. Men koopt een boom na zich overtuigd te hebben, dat hij aan alle vereischten voldoet, plant hem zeer zorgvuldig in goede, vette aarde en ziet verder niet meer naar hem om, voor de tijd is, dat men vruchten van hem verwacht. Vertoonen deze zich niet, dan deugt de boom niet.
Het is ons doel niet van a tot z aan te toonen op welke wijze een boom verzorgd moet worden; wij willen slechts met een paar woorden op eene zaak wijzen, die maar al te dikwerf vergeten wordt, namelijk op het bemesten der vruchtboomen.
Om vruchten te dragen, vruchthout te ontwikkelen en daarenboven nog te groeijen behoeft de boom aanmerkelijke kracht; den grond, waarin hij is geplant, heeft hij spoedig uitgeput, en zijne draagbaarheid zal verminderen of ophouden, als niet op nieuw voedsel wordt aangebragt; dit kan men doen door het bemesten. De beste tijd daartoe is het najaar; de mestende zelfstandigheden hebben des winters gelegenheid overal tot de wortels door te dringen, en zoodra deze in het voorjaar beginnen te werken, kunnen zij ze opnemen. De krachtigste mest is die uit secreten met of zonder stalmest.
Voor de bemesting raden wij de volgende wijze van bewerking aan:
Men neme minstens een hand breed van af den stam den grond weg tot op zoodanige diepte, dat men drie à vier duim boven de wortels blijft; den grond late men eenige dagen open, opdat de lucht er goed in kunne doordringen, en vulle daarna de opening met mest, die door een aardlaag gedekt wordt; als in het voorjaar de boom begint te bloeijen, geve men hem om den anderen dag een paar kannen water, waardoor de mest, meer en meer ontbonden wordt, en de voedende deelen gemakkelijker door de wortels kunnen opgenomen worden. Door aldus te handelen zal de vruchtzetting ongemeen bevorderd worden, en wil men van rijpe vruchten verzekerd zijn en tevens den groei van den boom doen toenemen, dan geve men hem in Julij vóór de tweede scheut begint, nog een weinig mest en begiete den grond gedurende verscheidene achtereenvolgende dagen.