De Katholieke Illustratie/Jaargang 1/Nummer 27/Zeno de Résimont
← Berigten uit Pompeja en Herculanum | Zeno de Résimont (1867) door onbekend auteur
De Katholieke Illustratie, jrg. 1, nr. 27 (1868), p. 209. |
Anastasia → |
Uitgegeven in 's-Hertogenbosch door Administratie van de Katholieke Illustratie (uitg. door Henri Bogaerts). |
ZENO RESIMONT,
Luitenant der Pauselijke Zouaven,
AANVOERDER DER HELDEN VAN ALBANO.
Terwijl de goddeloozen zamenspanden, om de rots van Petrus te bestormen of te ondermijnen, ziet men duizenden van jongelingen naar Rome snellen, om als kruisvaarders der XIXe eeuw in de gelederen der Zouaven dienst te nemen ter verdediging van Christus' Kerk. Met de kreet „God wil het” zijn ze naar het Jerusalem van het Nieuwe Verbond, de Eeuwige Stad, opgetrokken, gereed om den laatsten druppel bloeds voor de Kerk te storten. De moorddadige slag van Castelfidardo heeft die trouwe en moedige kinderen der Kerk met nieuwen moed bezield, door hun een verlangen in te boezemen naar de martelkroon. „Romeinen waren verwonderd, zegt een schrijver, in die jonge lieden zulke zelfsverloochening te vinden: de Zouaven boezemen een waren eerbied, eene opregte hoogachting in.” De slag van MenIana heeft de nederlaag van Castelfidardo schitterend gewroken, aan eenige der Zouaven den palm van het marteldom, en aan allen de lauweren eener glansrijke zegepraal bezorgd. Toen de geesel der cholera in Albano rondwaardde, hebben zij niet minder getoond helden der christelijke liefde te zijn.
Het korps Pauselijke Zouaven telt jonge lieden van alle maatschappelijke standen en rangen in zijne gelederen: de zonen des landbouwers en des handwerksmans staan naast de telgen van de doorluchtigste geslachten van Frankrijk en België. Onder deze munt vooral uit de zoon van een achtingswaardige familie in België: Zeno de Résimont.
Zeno de Résimont.
De Luitenant Zeno do Résimont stond reeds bij den slag van Castelfidardo in de gelederen der Pauselijke Zouaven. Behalve het eereteeken, door den Paus-Koning geschonken aan hen, die onder aanvoering van den onsterfelijken Lamoricère in de vlakte van Castelfidardo gestreden hebben, prijkt thans ook het ridderkruis der Orde van Pius IX op de borst van den jeugdigen officier. Deze laatste onderscheiding was de welverdiende belooning voor zijn gedrag te Albano, waar hij in Augustus des vorigen jaars bij het uitbreken der cholera met zijn mannelijk woord en edel voorbeeld de Zouaven opwekte hun leven te wagen in het strijdperk der Christelijke naastenliefde. „Dwingen kan ik u niet,” sprak hij tot de zijnen, „maar ik zal u bijstaan, zoolang ik kan; wat wilt gij?” En toen allen in heiligen geestdrift uitriepen: „ja Luitenant, wij zijn bereid” — geleidde hij hen eerst naar de kerk om hun leven onder de bescherming der Allerheiligste Moedermaagd te stellen en laadde vervolgens een der arme cholerazieken op zijne schouders. Eere aan den onverschrokken aanvoerder der Veertig helden van Albano, onder welke Nederland negentien zijner zonen telt.