De Koran/Inleiding

Uit Wikisource
< De Koran

INLEIDING90.

Gegeven te Mekka--7 verzen.


In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God91.

1. Lof aan God, meester des heelals92.
2. Den lankmoedige, den albarmhartige.
3. Rechter op den dag des gerichts.
4. U bidden wij aan, Uwe hulp roepen wij in.
5. Voer ons langs den rechten weg.
6. Langs den weg dergenen, die zich in Uwe weldaden verheugen93.
7. Niet langs den weg dergenen, die Uwen toorn hebben opgewekt, en niet op dien der dwalenden94.

Voetnoten[bewerken]

Noot 90: Dit eerste hoofdstuk wordt al Fâtehat, of Fatihat el kitab, genoemd; hoofdstuk waarmede het boek geopend wordt. Men noemt het ook sab'ol messani, de zeven herhaalde (verzen); want de Muzelmannen spreken het meer uit dan de andere gebeden, en schrijven er de wonderbaarlijkste deugden aan toe. Zij betitelen het met verschillende grootsche namen als: het hoofdstuk des gebeds, des lofs, van dank, enz. Zij beschouwen het als den zakelijken inhoud van den geheelen Koran, en verhalen het dikwijls in hunne aandachtsoefeningen, zoowel in het openbaar als in hunne afzondering; even als de R.C. Christenen het Onze Vader.
Noot 91: Dit staat boven ieder hoofdstuk van den Koran, behalve boven het negende. De Mahomedanen spreken het uit als zij een dier slachten, bij het begin van hun gebed en bij alle belangrijke handelingen. Het is bij hen wat het teeken des kruises bij de R.C. Christenen is. Hoewel de hierboven gegeven vertaling het verschil tusschen de beide Arabische woorden niet genoeg aanduidt is die echter de meest gebruikelijke.
Noot 92: De oorspronkelijke woorden luiden, letterlijk vertaald: Heer der werelden, hoewel âlamina hier en in de andere hoofdstukken van den Koran eigenlijk de drie soorten van redelijke schepselen beteekent; zijnde: menschen, geniën en engelen. Savary vertaalt het: "Vorst der werelden."
Noot 93: De profeten en de godsgezanten die Mahomet vooraf gingen.
Noot 94: Hiermede worden de Joden en Christenen bedoeld, voor zij van hunne primitieve instellingen afweken, maar niet de tegenwoordige belijders van den laatstgenoemden godsdienst die van de ware leer van Jezus zijn afgeweken en in een doolhof van dwaling verward zijn (Jallalo'ddin, Al Beiddawi, enz.).