De Maasbode/Jaargang 42/Nummer 10679/Aanwinsten in het Haagsch Museum

Uit Wikisource
‘Aanwinsten in het Haagsch Museum’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Maasbode, zondag 10 juli 1910, Ochtendblad, tweede blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ tweede blad, 1 ]

Aanwinsten in het Haagsch Museum.

Op de belangrijke prentenveiling van de collectie Henri Duval, uit Luik, de vorige maand bij Frederik Muller & Co. te Amsterdam gehouden, heeft ook het Haagsche Gemeentemuseum een viertal teekeningen weten machtig te worden. Daarvan dienen het eerst genoemd te worden twee fraaie teekeningetjes van J. Episcopius (den Hagenaar J. de Bisschop) (1646—1686). ’t Eene, ’n keurig sepia teekeningetje, fraai van conceptie en van atmosfeer, verbeeldt het vertrek van Karel II uit Scheveningen, 23 Mei 1660; het bijschrift luidt: „Het inkomen van Scheveningen als de Coningh vertrok”. Hetzelfde onderwerp is, doch meer als figuurstuk, ook behandeld door H. de Meijer (1620—1690) op een schilderijtje, dat zich eveneens in het Gemeentemuseum bevindt (Nr. 285) in een der voorzalen; van dezen schilder vindt men hetzelfde onderwerp behandeld op een grooter doek in het Rijksmuseum te Amsterdam, dat aanvankelijk gehangen heeft in het Nationaal Museum te ’s Gravenhage (1808).
Het tweede sepia teekeningetje van Episcopius, als bijschrift dragend „Op ’t Huys Honslerdijck”, is een gezicht in den tuin van het buitenverblijf der Prinsen van Oranje „Honselaersdijck”.
Van twee andere teekeningen door het Gemeentemuseum verworven, is de eene van J. E. la Farque, een Hagenaar uit het midden der XVIIIde eeuw, vooral bekend door zijn topografische teekeningen, waarvan ons Gemeentemuseum er reeds een honderdtal bezit. Deze teekening in Oost-Indische inkt, is een „Gesigt van de koorn- en houtzaagmolens aan den Leidsedam” ’t is gedateerd 1767.
De vierde teekening is van P. C. la Farque, (den Haag 1733?—Leiden 1782) de broeder van den voorgaande. Zijn teekening, ook in O.-I. inkt, stelt voor de Boschbrug, gezien naar het Korte Voorhout.
Blijven deze teekeningen voorloopig in portefeuille, na afloop van het drukke zomerseizoen zullen nieuwe prentenrekken worden opgesteld, waardan telkens een collectie uit den rijken voorraad van het museum zal geëxposeerd worden.
Ook voor de schilderijencollectie vallen eenige aanwinsten te vermelden. Aangekocht werd een schilderijtje van H. Limborch, van welken 17den eeuwschen Haagschen schilder weinig goed werk bekend is. Dit exemplaar, een studiekop van een jonge vrouw, werd opgehangen in de rechtervoorzaal.
De schilder J. J. v. d. Sande Bakhuyzen gaf een tweetal stukken ten geschenke, ’t eene, dateerend van 1876, is een gezicht van do Belvedère af, welke schilderij, van den schenker zelf, in de linkerhoekzaal werd gehangen; in een der andere voorzalen vindt men het tweede stuk, een portret van Willem I (pastel) door Ch. H. Hodges (1764—1837).
Ten slotte is de moderne kunstverzameling verrijkt met twee schilderijen, aangekocht door de Vereeniging tot oprichting van een museum van moderne kunst; een schilderij van mevr. Mesdag—v. Houten, aangekocht op de tentoonstelling van haar werken fleurige appelen, op een bord van blauw aardewerk en een schilderij van J. H. Wijsmuller, de kerk te Egmond. (N. C.)