De Maasbode/Jaargang 61/Nummer 22699/Avondblad/Het negende psychologencongres
‘Het negende psychologencongres. I’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Maasbode, vrijdag 27 september 1929, Avondblad, derde blad, [p. 1]. Publiek domein in de EU. |
HET NEGENDE INTERNATIONALE
PSYCHOLOGENCONGRES.
(Van een bijzonderen verslaggever.)
I.
Voor het eerst in de geschiedenis der internationale Congressen voor Psychologie werd dit jaar een bijeenkomst gehouden op Amerikaanschen bodem. Daar waren ongetwijfeld redenen genoeg om ook de nieuwe wereld eens een psychologencongres te gunnen, want de Amerikanen ,tenminste die der Vereenigde Staten, zijn lang niet de minsten op zielkundig gebied; denken we slechts aan beroemde namen als Stanley Hall, Titchener, William James, Sanford, Thorndike, Woodworth, Münsterberg, om slechts enkelen te noemen.
Tegenwoordig staan de U. S. zelfs aan de spits wat betreft het aantal publicaties inzake psychologie. Amerika heeft Duitschland, het klassieke land der psychologie, in dit opzicht overvleugeld. Volgens de American Journal of Psychology van 1903 was in het tijdperk 1890 tot 1901 het totale aantal contributies in zielkundige vraagstukken voor Italië 57, voor Engeland 63, voor Amerika 153, voor Frankrijk 192, doch Duitschland overtrof alle met 482 publicaties. In den laatsten tijd is dat echter danig veranderd, in den oorlog vertoonde de kurve van Duitschlands medewerking in psychologie natuurlijk een sterke daling, maar ook na den oorlog heeft dit land zijn vroegere suprematie niet kunnen heroveren. Zoo werden in de Psychological Abstracts vanaf Januari 1927 tot Juli 1929 voor Italië 218 werken geresumeerd, 811 Fransche werken, 836 Britsche, 1549 Duitsche en niet minder dan 5449 Amerikaansche.
Nu mag het zijn, dat deze getallen niet de mathematisch-juiste verhouding aangeven en heel zeker kan men er niet de qualitatieve verhouding uit afleiden, toch is het een feit, dat in de Vereenigde Staten een heel groot interesse heerscht voor psychologie en dat de „productie” zelfs in deze geesteswetenschap enorm is.
Reeds dikwijls was dan ook op de voorafgaande Congressen de vraag besproken, om een bijeenkomst in Amerika te houden, maar steeds waren er moeilijkheden. Eindelijk werd echter op het vorige, dat in Groningen gehouden is, ten gunste van de U. S. beslist.
Dit 9de Congres werd gehouden te New Haven (Connecticut) in de beroemde Yale-University, van 1 tot 7 September. Voor de Europeanen en andere vreemdelingen was er echter een kop en een staart aan verbonden.
De kop bestond in een bezoek aan de Universiteit te Princeton en de Columbia-University te New-York. Beide inrichtingen zijn voor psychologen bijzonder belangwekkend om haar zeer goed ingerichte en uitgebreide laboratoria, maar vooral Princeton is een bezoek overwaard om zijn prachtige gebouwen. Men vindt hier een volledige doublure van Oxford. Er gaat van deze gebouwen, opgetrokken op den wondermooien campus met zijn zware boomen een voorname rust uit, die heel wat verkwikkender is dan het gejakker op den hoofdweg tusschen New-York en Philadelphia, die door het stadje loopt. De kapel in het midden, een kerk gelijk, staat – typisch Amerikaansch – open voor alle godsdiensten. Alle instituten zijn opgetrokken in Engelsche Gothiek, behalve het hoofdgebouw, dat voor Amerika zeer oud is, n.l. bijna 200 jaar, en dat den naam draagt van Nassau-Hall, naar onzen koning-stadhouder Willem III van Oranje; het is gebouwd in den koloniaalstijl, d.w.z. in den Oud-Hollandschen Renaissance-stijl.
Dezelfde bouwtrant in Engelsche Gothiek vindt men ook in de Yale-University. Hoe mooi dat ook is, men voelt toch dat het niet heelemaal echt is. In Oxford heeft zoo iets zin, daar is het traditie; in Amerika, waarvan de naam nu eenmaal geassocieerd is met skyskrapers, doet het ietwat gewild aan, het is ten slotte toch maar imitatie.
In de meeste Universiteiten heeft men ook het geheele systeem der Engelsche hoogescholen overgenomen: de meeste studenten wonen bijeen in de zoogenaamde dormitories, waar gewoonlijk 2 studenten de studeerkamer met elkaar deelen, maar ieder zijn eigen slaapkamer heeft. Het systeem is in zooverre ver-Amerikaniseerd, dat men den studenten veel meer vrijheid laat: in Engeland zijn de alumni verplicht oom half elf thuis te zijn, doch in Amerika is half twee toch nog vroeg genoeg.
Nu zijn zulke gothieke huizen van buiten prechtig, van binnen echter zijn ze wel wat somber en kloosterachtig. Voor retraite zouden ze zeer dienstig zijn, maar het laat zich best begrijpen, dat wereldsche jongelui er niet erg best wennen kunnen den dat zij er de voorkeur aan geven den avond in een „mooie” door te brengen.
In deze „Dormitories” werden de leden van het psychologencongres ondergebracht. De vreemdelingen werden gratis gehuisvest; de gastvrijheid ging zelfs zoover, dat zij ook gratis hun maaltijden in den dining-hall der Universiteit ontvingen. Het eten was inderdaad uitstekend, het systeem was echter nogal vreemd voor Europeanen. Het Amerikaansche motto „help yourself” werd volop toegepast, verbonden met Amerikaansche haast. Tegen den tijd der maaltijden wordt queue gemaakt voor den ingang, ieder neemt een presenteerblad en een servet en schuift daarmee langs een soort toonbank, waar alle soorten van spijzen gereed staan, je neemt wat men belieft, een kellner werpt op het eind van de processie het noodige eetgerief op je blad, je zoekt een tafeltje op en verwerkt verder het meegebrachte ongeveer op de manier, zooals we dat in Europa ook plegen te doen. Het is practisch en vlug, maar vele Europeanen prefereeren toch een rustige bediening. In ieder geval was het echter gastvrij.
Er namen aan het Congres ongeveer 75 vreemdelingen, meest Europeanen, deel en bijna 900 Amerikanen. Al was de huisvesting in Yale zeer geschikt voor een retraite, er bleef maar heel weinig tijd voor afzondering over.
Het program was vreeselijk overladen. Onder dit opzicht was het Congres in Groningen veel beter georganiseerd en wat gemoedelijker gehouden: daar werden tenminste de avonden aan eenige ontspanning gewijd. In het droge Amerika stonden voor elken avond nog twee voordrachten, ieder van een vol uur, op het program. Zelfs de meest enthousiaste psycholoog vond zooveel wetenschap toch wel „des Guten zuviel”.