Naar inhoud springen

De Maasbode/Jaargang 70/Nummer 28200/Avondblad/Het Centraal Museum te Utrecht

Uit Wikisource
‘Het Centraal Museum te Utrecht. De viering van het honderdjarig bestaan. Een aantal schenkingen bij deze gelegenheid gedaan’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Maasbode, maandag 5 september 1938, derde blad, p. 9. Publiek domein in de EU.
[ derde blad, 9 ]

Het Centraal Museum te Utrecht.


DE VIERING VAN HET HONDERDJARIG BESTAAN.


Een aantal schenkingen bij deze gelegenheid gedaan.


Op luisterrijke wijze werd vanmiddag onder groote belangstelling in de fraai gerestaureerde Nicolaikerk met een plechtige herdenkingsbijeenkomst het honderdjarig bestaan van het Stedelijk Museum te Utrecht gevierd. Vele wereldlijke en geestelijke autoriteiten woonden deze plechtigheid bij.

Wij komen daarop in het ochtendblad nader terug.

De directeur van het museum, Dr. W. C. Schuylenburg, heeft in een lange rede de geschiedenis van deze gemeentelijke instelling geschetst. Aan het einde daarvan deelde de spreker mede, dat verschilende jubileumgeschenken waren aangeboden.

Mr. E. J. Philips te ’s Gravenhage, van wien het museum reeds voor jaren belangrijke schilderijen in bruikleen mocht ontvangen, biedt een uiterst fraai schilderij aan van de hand van den Utrechtschen meester Adriaen Bloemaert, voorstellende een bergachtig landschap. Het is een belangrijker werk dan het museum reeds van dezen schilder bezit en het is dus hoogst welkom.

Niet minder welkom zijn de beide moderne schilderijen, die worden aangeboden door twee Utrechtsche vrienden van het museum, die onbekend wenschen te blijven, het eene een petillant geschilderd schilderij van Lizzy Ansingh, getiteld „De Nieuwe Japon”, het andere een werk van mevrouw Westendorp-Osieck, „Het Roode Hoedje”, een schilderij, dat eenigen tijd geleden op de tentoonstelling van „Voor de Kunst” te zien was en daar zeer de aandacht trok. Aan deze geschenken heeft Dr. Schuylenburg er zelf een toegevoegd. Eenigen tijd geleden was hij in de gelegenheid de hand te leggen op een werk van den Utrechtschen meester Dirck van Baburen, voorstellende Graflegging. Een tweede exemplaar van dit schilderij bevindt zich in de San Pietro in Montorio te Rome en schijnt naar sommige kenmerken te oordeelen naar dit exemplaar geschilderd te zijn, dat dus het oorspronkelijke moet geacht worden te zijn. Het museum bezit van dezen wel zeer typisch-Utrechtschen meester, die sterk den invloed van Caravaggio vertoont, nog geen enkel stuk in eigendom.

De heer B. J. Kerkhof bood het geschenk der burgerij aan, bestaande uit een schilderij en zelfportret van den Utrechtschen schilder Pijke Koch. Bij deze aanbieding hield de heer Kerkhof een toespraak, waarin hij namens de burgerij de gelukwenschen en namens het genootschap Kunstliefde een teekening aanbood van den Utrechtschen schilder Toon van Ham, voorstellend het Lucas Bolwerk, mede in verband met de toekomstige wijziging van dit fraaie stadsbeeld door den bouw van den nieuwen schouwburg.