De Preanger-bode/Jaargang 15/Nummer 203/Ochtend-editie/Onrust op Mentawei
‘Onrust op Mentawei’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Preanger-bode, dinsdag 26 juli 1910, Ochtend-editie, [p. 2]. Publiek domein. |
Onrust op Mentawei.
Den 26n Mei begaf de civiele gezaghebber zich naar Si Oban, eiland Si Pora, tot het houden van inspectie.
Naar de verschillende kampongs daar werden nog steeds patrouilles gemaakt, terwijl door den bivakcommandant meer nadruk gelegd werd op de reinheid in de kampongs. Van de kampong Si Oban hadden sinds eenigen tijd Mentaweiers tegen betaling gewerkt aan het te verbeteren bivak te Si Oban; deze lieden werden om de 10 dagen door anderen afgelost. Zoo zouden op 9 Mei ook de werkers worden afgelost, doch geschiedde dit niet, omdat vervangers niet verschenen. Met het oog hierop begaf de bivakcommandant zich naar Si Oban, waar de demata van het huis Tai Karoesoek mededeelde dat de lieden van zijn huis hadden afgewerkt en het thans de beurt was aan de lieden van de andere huizen, die echter aan zijn aanwijzingen geen gevolg wenschten te geven. Aan de bevolking werd toen aangezegd om den l0n Mei in het bivak te verschijnen, waaraan echter door haar niet voldaan werd.
Om die reden begaf de bivakcommandant zich op 11 Mei wederom naar Si Oban. Halverwege werd een met pijl en boog gewapende Mentaweier ontmoet, die vluchtte, terwijl andere Mentaweiers, die men later tegenkwam, eveneens vluchtten. In de kampong aangekomen bleek deze geheel verlaten te zijn. Een Mentaweier echter, die plotseling dwars door de kampong rende en geen gevolg gaf aan den last om te blijven staan, werd neergelegd. Deze bleek een demata te zijn, in wiens nabijheid twee kokers met vergiftigde pijlen werden aangetroffen.
Bij onderzoek in de kampong werden toen nog groote hoeveelheden vergiftigde pijlen, bogen, parangs, messen, levensvoorraad, enz. alles bijeen verzameld, gevonden. Een dwangarbeider werd bij die gelegenheid door een pijlschot van een verdekt opgestelden Mentaweier getroffen.
Den 12n Mei werden de ladangs doorzocht en bij die gelegenheid een groot aantal vergiftigde pijlen op verschillende schuilplaatsen gevonden. Uit een huis, waarin ook vele wapens werden aangetroffen, werd weer door een onzichtbaren Mentaweier een pijl afgeschoten.
Den 14n Mei werd Si Matobe bereikt, waar de bevolking ons goed gezind bleek te zijn. Bij het daarop gevolgd bezoek aan de kampong Sereinan waren echter de vrouwen en kinderen niet aanwezig.
Een vergadering werd met de daar aanwezige 60 mannen gehouden en alhoewel zij voorkomend waren, viel de afwezigheid der vrouwen en kinderen toch op. De patrouille betrok een bivak te Si Matobe. De bivakcommandant begaf zich des avonds per prauw naar het bivak te Si Oban terug, waar werd vernomen, dat des middags 2 runderen, die op de ladangs van Si Oban aan het grazen waren, door pijlen gewond het bivak waren binnengeloopen. Een onmiddellijk daarop afgezonden patrouille keerde onverrichterzake terug.
Met eenige fuseliers vertrok de bivakcommandant den 15n Mei per prauw naar Si Matobe. Aan de monding van de Sereinan rivier werd door een Mentaweier, die daarna vluchtte, een pijlschot gelost op de achterste prauw, waardoor een fuselier werd gewond. Van uit een mentaweische prauw op zee werd eveneens met pijlen geschoten.
Volgens mededeeling van het hoofd van Si Matobe, de eerste kampong aan de bovengenoemde rivier, waren de vijanden geen lieden van Si Matobe. De bivakcommandant vermoedt, dat zij lieden van Si Oban waren, die zich her en derwaarts hadden verspreid.