De Stijl/Jaargang 2/Nummer 12/Natuurlijke en abstracte realiteit
De Stijl, Jrg. 2, Nr. 12 (oktober 1919) ‘Natuurlijke en abstracte realiteit. […] Slot 3e Tooneel’ door Piet Mondriaan, p. 133-137. |
[ 133 ]NATUURLIJKE EN ABSTRACTE REALITEIT
DOOR PIET MONDRIAAN.
TRIALOOG (gedurende een wandeling van buiten naar de stad).
Y. Leek. X. Naturalistisch schilder. Z. Abstract-realistisch schilder.
Slot 3e Tooneel.
Z. Een gelijkwaardige tweeheid: dit is hetgeen — ook in het leven, in àlle realiteit — meerder geluk, door meerdere harmonie, kan bewerken. Hoe zullen we — in dezen tijd — gelijkwaardige tweeheid vinden? De tweeheid toch van mensch en natuur is niet gelijkwaardig. De tweeheid van verschijning en kracht, van uiterlijk en innerlijk in de natuur, is evenmin gelijkwaardig. De tweeheid van het materieele en geestelijke, van het vrouwelijke en mannelijke in het leven, is in het geheel niet gelijkwaardig — de oplossing is dus niet dan in onszelven te vinden. Om de gelijkwaardigheid van het een en het ander mogelijk te maken, moet ons bewustzijn zóódanig gerijpt zijn, dat het natuurlijke, materieele, zijn overheerschende macht verloren heeft en het geestelijke tot klaarheid er in gekomen is. In deze gezuiverde tweeheid is eenheid mogelijk. Het uiterlijke verandert op zichzelve evenwel niet aanstonds, maar verandert voor ons: we beleven het in zijn dieper wezen abstract.
Y. Daardoor verandert, in kunst, de beelding dus ook?
Z. Alleen dààrdoor. In dezen staat van abstracte beleving toch wordt de kunst, tegenover het natuurlijke, natuurlijk abstract.
Y. Al kan ik het schoone dezer nieuwe beelding nog niet inzien, is deze dan toch zeer logisch en reëel.
X. Niettegenstaande dit alles vertolkt de natuur, zooals zij mij verschijnt, mij toch, in sommige aspecten, de hoogst mogelijke harmonie en kan ik mij deze niet volmaakter uitgebeeld denken dan juist door het natuurlijke.
Z. Ik zeide reeds eerder „harmonie beteekent niet voor elkeen hetzelfde”. Zij hangt af [ 134 ]van het begrip dat we ervan hebben. In het natuurlijke is voorzeker natuurlijke harmonie, maar in het abstracte is evenwichtige verhouding een ànder begrip van harmonie. Dat het begrip van harmonie betrekkelijk is en zich als vervolstrekt met den tijd, toonen niet alleen de opeenvolgende kunstuitingen ons, maar toont ook elk kunstenaarsleven min of meer. Het is juist het schoone in het streven van den kunstenaar, dat hij telkens naar meer zuivere uitbeelding van harmonie streeft. Bij de beelding van elke nieuwe schoonheidsvisie ondervindt hij steeds meer, dat de harmonie, die zich in het bestaande openbaart, zóó sterk is, dat visueele wedergave niet in staat is haar weêr te geven. Telkens werkt hij dus het visueele om tot grooter beeldende harmonie: dit weet U zelf. Na de extase toch volgt de ontevredenheid en — een nieuwe beelding. De bezinning en het vergelijken berooven den kunstenaar van de bevrediging der uitgebeelde harmonie. En al moge de harmonie-uitbeelding der Nieuwe Beelding ook, ten slotte, de meest bevredigende zijn, steeds blijft ook deze ver beneden onze meest innerlijke, maar helaas nog zoo wenig bewuste harmonie-idee.
Dat de harmonie in het bestaande evenwel tòch zoo sterk is zullen we wel moeten toeschrijven aan de levende schoonheid der natuur, die op al onze zintuigen tegelijk werkt: het is niet de visueel natuurlijke verschijning zonder meer die ons ontroert.
Y. Het komt mij zeer juist voor, dat het om de harmonieuitbeelding, niet om de natuurlijke verschijning gaat.
Z. Juist om die reden is de kunst tot de nieuwe beelding gekomen. Ook in het leven is het komen tot harmonie het principieele.
X. Maar gesteld dat dan in kunst het uiterlijke te verinnerlijken is — in het leven is dat toch zeer moeielijk: mij dunkt, U rekent niet met de realiteit.
Z. Onze evolutie gaat de tegenwoordige realiteit, in het leven, vooruit. Maar — deze volgt wel! Het domineeren van het materieele moèt afnemen en — neemt ook af. De idee van meerdere harmonie door gelijkwaardige tweeheid is in het tegenwoordige leven wel degelijk werkende. Om U een voorbeeld te noemen: de moderne dans, ik bedoel de gewone dans, à deux. Voorheen was èn de muziek en de uitbeelding van het dansende paar een ineenvloeiïng als het ware: de ronde samenvattende lijn was de uitdrukking ervan. Thans openbaart zich in de gecultiveerde dans zoowel als in de muziek waarop, of liever waartegen-in men danst, een tweeheid die elkander gelijkwaardig tegenover staat. Hiervan is de rechte lijn de beeldende uitdrukking. In de muziek staan rythmen elkààr zoowel als de melodie tegen, zooals de passen der dans elkaar tegenstaan. Zóó wordt een veel grooter eenheid gevormd.
Y. Maar het is bijna ondoenlijk, het zou ....
Z. Het kost ontzettend veel inspanning en training van beide zijden — dat is steeds de prijs der gelijkwaardigheid.
X. Het kwam mij steeds voor, dat gelijkwaardigheid eentonigheid medebrengt, maar als ik aan de dans denk, dan zou ik beginnen te gelooven, dat dit toch niet zoo is. Maar — in de dans heeft men een onderscheiden tweeheid.
Z. Zeer terecht: een onderscheiden tweeheid is noodzakelijk zoowel voor kunst als [ 135 ]voor levensuitdrukking. Gelijkwaardigheid is geen gelijkheid of gelijksoortigheid; evenmin als het quantitatieve gelijkheid inhoudt. Dit laatste zou wellicht, in het leven, tot werkeloosheid, in de beelding tot eentonigheid leiden. In de Nieuwe Beelding hebben we dan ook een gelijkwaardigheid van het een en het ander: een onderscheiden tweeheid dus. Het rythme is het eene en de onveranderlijke verhouding is het andere, veranderlijke verhouding van afmeting is het eene en onveranderlijke verhouding van stand is het andere. En in het beeldingsmiddel is de kleur het eene en de verschijning in het vlakke en rechthoekige het andere. In stand is het horizontale het eene en het vertikale het andere, enz. Juist omdat deze tweeheid zoo onderscheiden is kost het den abstract-realistischen schilder zulk een inspanning het evenwicht tusschen beide uitersten te vinden. Als hij erin slaagt het eene te beelden, ziet men dat het ten koste van het andere is, en als het hem gelukt het andere tot zuivere uitdrukking te brengen, lijdt het eene eronder. Maar al arbeidende komt hij ten slotte tot een betrekkelijk bevredigende oplossing.
X. Maar in de dans behoudt men toch de natuur, ondanks de verstrakking.
Z. Dat is zeer betrekkelijk: als U de verstrakte moderne kleeding bij natuurlijke kleeding of ook bij het naakt vergelijkt, zult U me dat toestemmen. Maar bovendien is de genoemde dans geen kunst van de hoogste orde: zuivere kunst eischt meer.
X. Ik kan me toch niet vereenigen met de idee dat de beelding buiten de natuur, buiten de realiteit moet gezocht worden.
Z. Ik evenmin — en dat moet ook niet. Veeleer moet zij in de natuur, in de realiteit worden gezocht. Dat heeft de schilderkunst dan ook gedaan: door het natuurlijk realisme kwam zij tot abstracte realiteit. En wel in den weg van het zuiver beeldend zien.
Y. U zeide reeds, dat het beeldend zien de vereeniging met het universeele inhoudt: wat houdt het eigenlijk praktisch in? Houdt het in de dingen te zien, zooals zij werkelijk beeldend optreden?
Z. Beeldend zien is bewust aanschouwen; nog juister: doorschouwen. Het is onderscheiden, het is waarheid zien. Het doet vergelijken en daardoor verhouding zien, of: verhouding zien en daardoor vergelijken. Het is de dingen, zooveel mogelijk, objectief zien. Het beeldend zien houdt echter ook onze beeldende activiteit in: door beeldend te zien destructiveeren we vanzelf de natuurlijke en reconstrueeren we de abstracte verschijning der dingen. Door beeldend te zien verbeteren we als het ware onze gewoon visueele ziening — en zóó herleiden we het individueele tot het universeele: zóó vereenigt het zuiver beeldend zien ons met het universeele. Het aesthetisch zuiver beeldend zien nu brengt het ware alzoo door het schoone, dus nog gesluierd, tot uitdrukking. Maar dit schoone kan niet meer het meest uiterlijk schoone zijn, enkel omdat het zuiver beeldend zien doorschouwt: voor het gewone zien wordt het een abstracte schoonheid.
X. Maar gesteld, dat de natuur ons nu eens zoo abstract verscheen — zou alles niet dood en zonder beteekenis voor ons zijn? [ 136 ]
Z. Dat zou niet aan de abstracte verschijning, maar aan onze natuurlijkheid liggen. Evenwel: ik zeide reeds „kunst is geen natuur”, maar nu zeg ik ook „natuur is geen kunst” en behoeft dat ook niet te zijn. De natuur wordt eerst kunst door den mensch. De menschelijke geest heeft daartoe slechts om te beelden, hetgeen de natuur ons onze menschelijke natuur doet gevoelen. En bovendien is de, hoofdzakelijk, geometrische constructie onzer stadsomgeving al reeds niet heel erg abstract tegenover de landelijke natuur? — Een abstracte voorstelling kan ons zeer wel emotionneeren, daar herinner ik me een voorbeeld van. Intertijd, heel in ’t begin van den oorlog, werd een film vertoond waarop een groot deel van de wereld in plattegrond was voorgesteld. En daarop verschenen plotseling de legers, die uit Duitschland den inval deden, als blokjes. Eveneens verschenen in enkel blokjes de legers der Geallieerden, tot tegenweer. Zoo beeldde zich inderdaad heel het vreeselijk wereldgebeuren — in al zijn grootheid, niet bij gedeelten en in détails, zooals een natuurlijke voorstelling ervan het ons getoond zou hebben.
X. Ik stem U toe, dat voor een wereldgebeuren zoodanige voorstelling zijn nut heeft, maar over het algemeen doet een natuurlijke voorstelling ons toch meer aan.
Z. Het zuiver beeldend zien aanschouwt alles als een wereldgebeuren. Evenwel stem ik U toe, dat door een natuurlijke voorstelling ons natuurlijk gevoel meer aangedaan wordt.
X. Ik herinner me tenminste, van filmen gesproken, een film, voorstellende een strijd van een kreeft tegen een poliep. Ook hier het opdringen van twee machten met het doel elkaar te verwoesten, maar toch veel reëeler.
Z. Hierover valt niet te twisten: het hangt van onszelven af hoe en waardoor we het diepst geëmotionneerd worden. Ik wilde alleen maar doen uitkomen, dat een abstracte voorstelling emotionneeren kàn. Hetgeen ik aanhaalde pleit nog niet eens voor abstracte beelding, want we wisten het gebeuren: de beeldende uitdrukking die meer in de verplaatsing, in het opdringen lag, was niet vrij van de reeds van te voren bekende idee „strijd”. Toch maakt het eenigszins duidelijk, dat met een abstract beeldingsmiddel iets uitgedrukt kan worden.
Y. Een abstracte voorstelling geeft een meer universeelen indruk, dit ben ik volkomen met U eens; het bizondere verdwijnt en we rekenen met het algemeene. De voorstelling van het natuurlijke in projectie, zooals de wereld op die film, geeft ons een meer algemeenen indruk ervan.
Z. Projectiebeelding heeft veel voor bij visueel natuurlijke beelding: zij doet ons ook zuiverder verhouding zien.
Het Cubisme heeft dan ook ingezien dat perspectievische beelding de verschijning der dingen vertroebelt en verzwakt, terwijl projectiebeelding de dingen zuiver weergeeft. Juist door de dingen zoo volkomen mogelijk te willen beelden kwam het tot het beelden in projecties. Door verschillende projecties tegelijk, naast of door elkaar te beelden, trachtte men in het Cubisme te komen niet alleen tot een zuiverder beeld der dingen maar ook tot zuiverder plastiek - volume-uitdrukking zooals de Cubisten zeggen.
X. Maar men ziet de dingen toch steeds van uit éen gezichtspunt!
Z. Volgens individueele, subjectieve opvatting, ja, maar zoodra we ons als deel van [ 137 ]het geheel beschouwen, zoodra we niet meer alleen rekenen met onzen tijdelijken stand ten opzichte der dingen, maar met alle mogelijke standen, kortom, zoodra we universeel gaan zien, dan zien we de dingen niet meer vanuit één gezichtspunt. Het is werkelijk een verblijdend verschijnsel, dat de nieuwere schilderkunst een steeds meer bewust streven naar zuivere en veelzijdige uitbeelding der dingen openbaart, want het toont een meer bewusten nieuwen tijdgeest die in meerdere bepaaldheid het universeele wil. Men heeft het nieuwe streven wel toegeschreven aan meerdere bewustheid van het vierafmetelijke, en werkelijk treedt het vierafmetelijke begrip in nieuwe kunst naar voren in de gedeeltelijke of geheele destructie van de drieafmetelijke, natuuurlijke beelding en in de reconstructie van een nieuwe beelding volgens een minder beperkte ziening.
Y. En deze verruimde ziening is door cultuur van het zien ontstaan?
Z. Ja, door cultuur van het zien ontstond het aesthetisch zuiver beeldend zien, dat de Nieuwe Beelding mogelijk maakte.
Y. Maar is het beeldend zien voor den aesthetischen mensch alleen mogelijk?
Z. Ook buiten het aesthetische om is het beeldend zien de weg voor den modernen mensch: het is niets dan bewust waarheid zien. Zoo is het denken beeldend beoefend. Ook kunnen we in het leven rechtstreeks trachten zuiver beeldend te zien. Het zal ons vrijwaren voor valsche illusies en individueele inzichten. Het zal veel zekerder dan door onze intuitie ons het bestaande leeren kennen — want onze intuitie is nog vertroebeld. Het zuiver beeldend zien in het algemeen, zal onze afzonderlijkheid verminderen en ons al meer tot het universeele doen groeien — dan zal van zelf alles meer vanuit het universeele ook gedaan worden.
Y. Dan moet het op het maatschappelijk leven o.a. van grooten invloed zijn.
Z. Het zuiver beeldend zien moet een nieuwe maatschappij opbouwen, zooals het in de kunst een nieuwe beelding opgebouwd heeft — een maatschappij van een gelijkwaardige tweeheid van het materieele en geestelijke, een maatschappij van evenwichtige verhouding.
Overige vindplaatsen
[bewerken]- Ad Petersen (red.; 1968) De Stijl [deel] 1. 1917_1920. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 445-449.