Naar inhoud springen

De Telegraaf/Jaargang 5/Nummer 1696/Avond-editie/In De Kroniek

Uit Wikisource
‘In De Kroniek van deze week […]’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Telegraaf, maandag 23 augustus 1897, Avond-editie, [p. 6]. Publiek domein.

[ 6 ]In De Kroniek van deze week is er nog al veel leven in de brouwerij. Jan Kalff beschuldigt er den heer Tak van oneerlijke taktiek en zegt dat verdere gedachtenwisseling hem met den hoofdredacteur onmogelijk voorkomt, daar deze de door den heer Kalff in zijn betoog over kunst en maatschappij aangehaalde auteurs, zonder een poging van bewijs onbetrouwbaar genoemd heeft. De heer Tak geeft een heel kalm antwoord en raadt den heer Kalff aan zich rustig te houden.
Dr. J. D. Bierens de Haan schrijft een verdediging tegen een kritiek, die de heer J. D. van der Waals in een vorig nummer op zijn geschrift: „De norm der waarheid is in ons zelf“ gegeven heeft.
Er vallen harde woorden tusschen de twee philosophen. Dr. B. d. H. spreekt van „de pluim van het misverstand,“ „onwil,“ „onnadenkendheid,“ „het vergeten van geloof en verstand“ en „verwardheid in het brein van zijn beoordeelaar.“
Ten slotte schrijft de heer J. Berlage een ingezonden stuk waarin hij een woord van protest uitspreekt tegen de wijze waarop enkele critici Lioba van Van Eeden besproken hebben. De heer Verwey heeft zijn inhoudsopgave in het Weekblad voor Nederland besloten door een matte opmerking van afkeuring en daarbij het slot van ’t gedicht geheel verkeerd medegedeeld en de heer Jolles heeft in de Kroniek een kritiek geleverd, waarvan de heer Berlage zegt, „dat wie zóó oppervlakkig leest, het recht niet heeft een zóó minachtend oordeel uit te spreken; omdat hij de qualiteiten van de détails, meer bepaaldelijk de eigenaardigheden van taal en vers, niet in zich heeft kunnen opnemen. Wie zóó weinig lust heeft een boek onder handen te nemen als de heer Jolles hier van zich zelf verklaard heeft en zóó weinig plichtgevoel, dat hij geen bezwaar maakt, zonder aandachtige lezing een vernietigend vonnis uit te spreken, behoorde te zwijgen.“