De Tribune/Jaargang 28/Nummer 108/Arbeidershulp bij ongelukken

Uit Wikisource
‘Arbeidershulp bij ongelukken. I. Het skelet’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Tribune, donderdag 21 februari 1935, p. 3. Publiek domein in de EU.
[ 3 ]

ARBEIDERSHULP

bij ongelukken.

De Arbeiders Hulp bij Ongelukken zal wekelijks een artikeltje in ons blad schrijven over bovengenoemd onderwerp. Mochten de lezers nog enig materiaal voor deze organisatie beschikbaar hebben, dan wordt hun verzocht even een boodschap te zenden naar G. Andringen, v. Ostadestraat 391² (Z.). Hieronder volgt het eerste artikel.

I.

HET SKELET.

 Voor een doelmatige hulpverlening bij een ongeval, thuis, op straat of in de fabriek, dienen wij enigszins op de hoogte te zijn van de bouw en de verrichting van het menselijk lichaam. Daarom willen wij, alvorens met de Eerste Hulp te beginnen, de bouw van het lichaam in grote trekken bespreken.
 Het lichaam bestaat uit het skelet, spieren, verschillende organen, terwijl het geheel wordt bedekt door de huid. Deze laatste is zeer belangrijk en is daarom een bespreking apart waard.
 Wij zullen het nu hebben over het skelet[.]
 Het skelet is samengesteld uit ongeveer 200 beenderen, die door gewrichten en z.g. spierkapsels onderling met elkaar verbonden zijn en zo één geheel vormen, waardoor vorm en stevigheid aan het lichaam gegeven wordt. Wij zullen het skelet van boven af even nagaan. De schedel bestaat oorspronkelijk uit verschillende platte beenderen, die op latere leeftijd met elkaar vergroeien; de bovenkaak zit vast aan de schedel, de onderkaak is door een kaakgewricht met de schedel bewegelijk verbonden. Het hoofd rust op de halswervels (7); daaronder zitten de twaalf borstwervels, vervolgens de vijf lendenwervels en tenslotte het heiligbeen met het z.g. staartbeen.
 Al deze wervels tezamen noemen wij de wervelkolom. Deze wervels zijn platte, op elkaar geplaatste schijven met een laagje kraakbeen er tussen, zodat zij onderling beweegbaar zijn. Door de gehele wervelkolom loopt een kanaal, het ruggemerg-kanaal, waarop wij later uitvoerig terug zullen komen. De onderlinge beweeglijkheid van de halswervels is groter, vandaar de grote bewegelijkheid van het hoofd.
 De sleutelbeenderen en de schouderbladen heten samen de schoudergordel. Dan heeft het lichaam twaalf paar ribben, die met wervels door kleine gewrichten zijn verbonden, en waarvan zeven paar van voren met een kraakbeenverbinding aan het borstbeen vastzitten. De drie daaronder liggende ribbenparen zijn met de zevende rib vergroeid, terwijl de onderste twee ribbenparen alleen aan de wervels vastzitten en daarom zwevende (of korte) ribben worden genoemd.
 Dan hebben wij de bekkengordel, bestaande uit de heupbeenderen, heiligbeen en schaambeen. De onderste ledenmaten bestaan uit bovenbeen, scheenbeen en kuitbeen, enkelgewricht of voetwortel, middelvoetsbeentjes en teenkootjes.
 De armen zijn van dezelfde samenstelling als de onderste ledenmaten, n.l bovenarm, spaakbeen en ellepijp, handwortelbeentjes, middelhandsbeentjes en vingerkootjes.
 Dit is in grote trekken het skelet. De knieschijf is een beentje, dat in de pees is opgenomen, dus los van het skelet staat.

A. H. B. O[.]