Naar inhoud springen

De Volks-Missionaris/Jaargang 48/Nummer 9/Ter Beêvaart

Uit Wikisource
‘Ter Beêvaart’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Volks-Missionaris, jrg. 48, nr. 9 (15 augustus 1927), p. 279 met afbeelding op p. 278. Publiek domein in de EU.
[ 279 ]

Ter Beêvaart.

(bij de plaat op blz. 278).

Hoe lieflijk en tevens hoe aangrijpend is het tooneel dezer ouderwetsche processie naar O. L. Vr. in ’t Zand, zoo naar het leven weergegeven door den Roermondschen kunstschilder Heinrich Windhausen.
Oudere menschen vertellen er zoo gaarne en met zoo rechtmatige fierheid over, hoe zij vroeger ter beêvaart trokken, te voet, uren en uren ver, beurtelings biddend en zingend hun vrome pelgrimsliederen heel den verren weg lang. Voor hen was het niet slechts een bedetocht, maar ook een boetetocht. Die oude beêvaartgangers, diepgeloovige menschen, die met hun gedachten veel in het hiernamaals vertoefden, vroom landvolk, dat dag in dag uit hard moest werken, op den dikwijls ondankbaren grond, en zijn kruis en zijn leed te dragen had, zij beschouwden zich gaarne als pelgrims op aarde en hun leven als een moeitevollen pelgrimstocht naar het eeuwig vaderland. Die gedachte werd hun van ouds telkens voorgehouden in de vrome pelgrimsboekjes, die zij als handleiding gebruikten. Hier in Roermond liet de bekende Pater Poorters reeds in 1655 zijn „Pelgrimken” drukken en hij wendde zich aldus „tot den lezer”: „Beminde Vrienden, de H. Patriarch Jacobus zegt, dat ons leven een korte Pelgrimage is, vergankelijk als rook, wind of de bloemen der aarde”. Met die gedachten voor oogen ondernamen zij opgewekt, „vol couragie”, gelijk het „Pelgrimken” zegt, den langen tocht, en kwamen in Maria’s heiligdommen hunne zonden uitboeten of gunsten vragen. Schoone tijden van groot geloof en landelijken eenvoud!
Zulk een ouderwetsche processie naar O. L. Vr. in het Zand, gelijk er vroeger meerdere en ook de laatste tijden nog enkele komen van de diep-geloovige Duitsche grensgemeenten, heeft de Roermondsche kunstschilder H. Windhausen z.g. voor oogen gehad en op waarlijk treffende wijze op doek gebracht. Welk een poëzie ligt er over die biddende menschengroepen te midden van het schoone golvende landschap met zijn bloeiende heide, dat zich uitstrekt van achter de Kapel tot over de Duitsche grensheuvelen. Moeizaam trekken ze verder over den mulligen weg, de vrome vrouwen, de gebogen-voortstrompelende grijsaard, de landelijke huifkarren met de feestelijk-opgetuigde paarden, die zieken en gebrekkigen en oververmoeiden vervoeren. En in de verte te midden van zonnige stralenbundels doemt met den hoogen Christoffeltoren ook de slanke torenspits op van het genadeoord van O. L. Vr. in ’t Zand. —
Het moderne, jachtende leven met zijn vlot verkeer heeft helaas, ook die vrome bedevaarten veelal van haar ouden heerlijken eenvoud en poëzie beroofd. Mogen desniettemin in dit jubeljaar velen met dien vromen geest van hunne voorouders hun bede- en boete-tocht ondernemen naar het gezegend heiligdom van Onze Lieve Vrouw in ’t Zand.


[ 278 ]
 

PROCESSIE IN DE HEI NAAR O. L. VROUW IN ’T ZAND.

naar H. Windhausen.