De man, die voor huismoeder wou spelen

Uit Wikisource
[ 1 ]
De man, die voor huismoeder wou spelen.

Daar was ereis een man, die altijd knorrig en boos was, omdat hij zoo hard moest werken en zijne vrouw 't zoo gemakkelijk had. Op zekeren avond in den hooitijd kwam hij warm en moe thuis en ging [ 2 ]weer verschrikkelijk aan. "Weet je wat", sprak zijne vrouw, "we zullen morgen eens verwisselen van werk; ik zal naar 't veid gaan en dan kun jij voor de huishouding zorgen".

Nu, dat stond den man maar opperbest aan.

Den volgenden morgen nam de vrouw de zeis op den schouder en ging met de maaiers naar 't hooiland. De man moest nu in huis alles beredderen. Eerst begon [ 3 ]hij te karnen, maar na eene poos kreeg hij dorst en ging naar den kelder. Toen hij bezig was eene kruik bier af te tappen, hoorde hij, dat de zeug in de kamer was gekomen. Met de kraan der bierton in de hand liep hij, wat hij loopen kon, naar boven. De zeug had evenwel de kam al omgestooten en was bezig den room op te slobberen, die over den vloer stroomde. Woedend joeg de boer het beest de deur uit en schopte en trapte het zoo, dat het op de plaats dood bleef liggen.

Nu pas dacht hij weer aan de kraan der bierton, die hij nog in de hand hield, maar o wee, toen hij in den kelder kwam, was de heele ton al leeggeloopen. Gelukkig vond hij in den melkkelder nog zooveel melk, dat hij de karn nog eens kon vullen, en hij begon opnieuw , want boter moest hij 's middags toch hebben. Toen hij een poosje daarmee bezig was, hoorde hij in den stal zijne koe loeien, die nog geen eten of drinken had gehad en de morgen was al een heel eind heen. Naar de weide te gaan met haar, was wel wat ver — hij zou haar daarom maar op het dak brengen, dat, zooals in verschillende streken van Noorwegen nu nog, met zoden gedekt was; waarop mooi lang gras Vlak bij 't huis lag een steile heuvel, en de boer meende, dat hij door eene plank van den heuvel naar zijn huis te leggen de koe gemakkelijk op het dak kon brengen. Maar de karn durfde hij toch niet in de kamer laten; want zijn jongentje kroop over den vloer rond die kon haar [ 4 ]wel eens omverstooten. Daarom nam hij de karn op den rug, leidde met de eene hand de koe en nam in de andere eenen emmer, want hij wilde haar eerst laten drinken. Toen hij nu bij de beek voorover bukte, om daar water te scheppen, liep de room uit de kam over zijn' hals en zijn hoofd en in de beek. Maar de koe kreeg toch te drinken en hij bracht haar daarna op het dak.

Het liep nu al tegen den middag en nog had hij geene boter: hij wou daarom maar gort koken en hing een' grooten ketel vol water te vuur. Nu schoot hem te binnen, dat zijne koe wel eens van 't dak vallen en poot of nek kon breken. Hij klom derhalve nog eens op het dak om het beest vast te binden; pas had hij het eene einde van het touw om den nek der koe gebonden, of daar hoorde hij het water in den ketel al koken. Hij moest dus gauw naar beneden om de gort te roeren. Hij liet daarom, het andere einde van het touw door den schoorsteen naar beneden afzakken en toen hij in de kamer gekomen was; bond hij het om zijn been.

Maar, o wee, daar viel de koe van het dak en trok aan het touw onze nieuwbakken huismoeder bij zijn been den schoorsteen in. Daar hing hij nu met het hoofd naar beneden en kon eindelijk op noch neer. En de koe hing buiten tegen den muur en zweefde tusschen hemel en aarde.

De boerin had intusschen al lang verwacht, dat

haar man haar zou roepen om te eten. Eindelijk
[ 6 ]besloot zij eens Daar huis te gaan zien, of 't eten

nog niet klaar was. Toen ze dichtbij kwam, hoorde ze de koe jammerlijk loeien en sneed, heel kordaat, met de zeis het touw door. Maar in 't zelfde oogenblik viel ook ons boertje vit den schoorsteen, en toen zijne vrouw binnenkwam, stond hij op zijn hoofd in den ketel vol kokende gort. Och, och, wat had zij een werk om zijn' ragebol schoon te maken! Maar nooit weer wou ons boertje voor huismoeder spelen.