Naar inhoud springen

De val van Troje 12-22

Uit Wikisource
< De val van Troje

12. Beschrijving van de voornaamste Trojanen

[bewerken]

Dares de Phrygiër, die deze geschiedenis heeft opgeschreven, zegt dat hij soldaat is geweest tot de inname van Troje en dat hij hen heeft gezien toen er een wapenstilstand was en dat ze een tijdje met de strijd hebben meegedaan. Van de Trojanen had hij gehoord hoe Castor en Pollux eruitzagen en wat voor karakter ze hadden. De een leek precies op de ander: blond haar, grote ogen, een glad gelaat, goed gebouwd en een gedrongen lichaam. Helena leek op hen: knap, een eerlijke geest, innemend, zeer stevige benen, een vlekje tussen haar wenkbrauwen en een klein mondje. Priamus, de koning van de Trojanen, had een mooi gelaat, was groot met een zachte stem en het lichaam van een adelaar. Hector stotterde, had een lichte huid en gekruld haar, was scheel, had rappe ledematen en een eerbiedwaardig gelaat, hij droeg een baard, was fatsoenlijk, oorlogszuchtig en ruimhartig, zachtmoedig voor de burgers, een waardig man en bekwaam in de liefde. Deïphobus en Helenus leken op hun vader, maar waren verschillend van karakter. Deïphobus was dapper, Helenus was zachtmoedig, geleerd en een ziener. Troilus was groot, erg knap, sterk voor zijn leeftijd, dapper en begerig om zijn moed te tonen. Alexander had een lichte huid, was lang en dapper, had zeer mooie ogen, zacht, blond haar, een aantrekkelijke mond, een zachte stem, was snel en begerig naar macht. Aeneas was rossig, fors gebouwd, welbespraakt, vriendelijk, dapper, maar wel met beleid, plichtsgetrouw, aantrekkelijk en had vrolijke zwarte ogen. Antenor was lang en slank, had snelle ledematen en was sluw en behoedzaam. Hecuba was groot en had het lichaam van een adelaar, ze was knap, had een mannelijke geest, was rechtvaardig en plichtsgetrouw. Andromache had heldere ogen en een lichte huid, ze was lang, knap, bescheiden, verstandig, ingetogen en innemend. Cassandra had een middelgroot postuur, een ronde mond, was rossig, had glimmende ogen en kon de toekomst voorspellen. Polyxena had een lichte huid, was lang en knap met een lange nek, ze had bevallige ogen, lang blond haar, een goedgebouwd lichaam, lange vingers, rechte benen, prachtige voeten die die van ieder ander overtroffen, een eerlijke geest en ze was vrijgevig en royaal.

13. Beschrijving van de voornaamste Grieken

[bewerken]

Agamemnon had een blank lichaam, was groot, had krachtige ledematen, was welbespraakt, verstandig en edel. Menelaüs had een middelgroot lichaam, was rossig, knap, graag gezien en geliefd. Achilles had een brede borst, een aantrekkelijke mond, een groot en sterk lichaam, veel krullen, hij was zachtmoedig, zeer fel in het gevecht en had een vrolijk gezicht, hij was vrijgevig en had kastanjebruin haar. Patroclus had een mooi lichaam en grote, levendige ogen, hij was bescheiden, rijzig, verstandig en vrijgevig. Ajax de zoon van Oileus was fors gebouwd, had sterke ledematen en het lichaam van een adelaar, hij was vriendelijk en sterk. Ajax de zoon van Telamon was sterk, had een luide stem en zwart haar en was wreed tegen zijn vijanden. Ulysses was knap, listig, had een vrolijk gezicht, een middelgroot postuur, was welbespraakt en wijs. Diomedes was sterk, fors gebouwd, had een mooi lichaam en een strenge blik, hij was zeer fel in de oorlog, luidruchtig, had een scherp verstand, was ongeduldig en stoutmoedig. Nestor was groot, had een kromme neus, hij was lang, breed en zeer groot, hij had een lichte huid, was verstandig en een raadgever. Protesilaüs had een licht gekleurd lichaam, een mooi gelaat, was snel, zelfverzekerd en roekeloos. Neoptolemus was groot, mannelijk en lichtgeraakt, hij stotterde, zijn gezicht was mooi, stond schuin, had ronde ogen en grote wenkbrauwen. Palamedes was slank, lang, wijs, edelmoedig en innemend. Podalirius was dik, sterk, trots en droevig. Machaon was groot, sterk, standvastig, verstandig, geduldig en mededogend. Meriones was rossig en middelgroot, hij had een bol lichaam, was mannelijk, volhoudend, wreed en ongeduldig. Briseïs was knap, had een hoge lichaamsbouw, een lichte kleur, zachte, blonde haren, met elkaar verbonden wenkbrauwen, bekoorlijke ogen en een goed geproportioneerd lichaam, ze was innemend, vriendelijk, bescheiden, eerlijk en plichtsgetrouw.

14. Opsomming van de Griekse schepen

[bewerken]

Daarna kwamen de Grieken voorzien van hun uitrustingen met hun schepen samen in Athene. Agamemnon kwam uit Mycene met een aantal van honderd schepen. Menelaüs uit Sparta met zestig schepen. Arcesilaüs en Prothenor uit Boeotië met vijftig. Ascalaphus en Ialmenus uit Orchomenus met een aantal van dertig schepen. Epistrohus en Schedius uit Phocis met veertig. Ajax de zoon van Telamon bracht van Salamis zijn broer Teucer met zich mee en uit Elis Amphimachus, Diores, Thalpius en Polyxenus met in totaal veertig schepen. Nestor kwam uit Pylos met 80 schepen. Thoas uit Aeolië met 40 schepen. Ajax de zoon van Oileus uit Locris met 37 schepen. Antiphus en Phidippus met 30. Idomeneus en Meriones van Kreta met 80 schepen. Ulysses van Ithaca met een aantal van 12 schepen. Eumelus uit Pherae met 10 schepen. Protesilaüs en Podacres uit Phylace met 40 schepen. Podalirius en Machaon, de zonen van Aesculapius, uit Trica met 32 schepen. Achilles kwam met Patroclus en de Myrmidonen uit Phthia met 50 schepen. Tlepolemus van Rhodos met 9 schepen. Eurypylus uit Orchomenus met een aantal van 40 schepen. Antiphus en Amphimachus uit Elis met 12 schepen. Polypoetes en Leonteus uit Larissa met 40 schepen. Diomedes, Euryalus en Sthenelus uit Argos met 80 schepen. Philoctetes uit Meliboea met 7. Guneus uit Cyphus met 21 schepen. Prothoüs uit Magnesia met 11 schepen. Agapenor uit Arcadië met 60 schepen. Mnestheus uit Athene met 50 schepen. Dit waren de 47 leiders van de Grieken, die een totaal van 1.202 schepen met zich mee brachten.

15. De Grieken varen uit

[bewerken]

Toen de Grieken in Athene waren aangekomen, riep Agamemnon de aanvoerders voor een raadsvergadering bijeen. Hij spoorde ze aan om zo snel mogelijk wraak te nemen voor het onrecht dat hun was aangedaan. Hij vroeg of ze het ermee eens waren en adviseerde ze, voordat ze vertrokken, een bode naar Delphi te sturen om Apollo te raadplegen over de hele onderneming. Iedereen stemde met hem in. Achilles kreeg hier de leiding van en hij vertrok samen met Patroclus. Intussen stuurde Priamus, zodra hij te horen had gekregen dat zijn vijanden klaarstonden, bodes door heel Phrygië om legers bij de buurvolken te werven, en bereidde hij thuis zijn soldaten vol goede moed voor. Toen Achilles in Delphi was aangekomen, ging hij naar het orakel. Het orakel antwoordde hem dat de Grieken zouden overwinnen en in het tiende jaar Troje zouden innemen. Toen bracht Achilles offers, zoals hem was opgedragen. Op dat moment was ook de ziener Calchas, de zoon van Thestor, in Delphi gekomen. Hij was door zijn volk voor de Trojanen gestuurd en hij bracht geschenken mee voor Apollo. Hij kreeg van het orakel te horen dat hij met de vloot van de Grieken mee moest gaan naar Troje en hen er met zijn slimheid toe moest bewegen dat ze niet weggingen voordat Troje was veroverd. Toen Achilles en Calchas in het heiligdom samenkwamen, vergeleken ze hun antwoorden met elkaar. Ze konden het goed met elkaar vinden en sloten vriendschap. Samen gingen ze naar Athene. Daar aangekomen vertelde Achilles het antwoord van het orakel aan de raad. De Grieken waren blij, lieten Calchas zich bij hen aansluiten en voeren uit. Toen zware stormen hen tegenhielden, raadpleegde Calchas de vogeltekens en adviseerde dat ze eerst terug moesten gaan naar Aulis om daar offers te brengen aan Diana. Daar gingen ze heen. Agamemnon bracht Diana met offers in een gunstige stemming en zei tegen zijn bondgenoten dat ze moesten uitvaren en de reis naar Troje moesten maken. Philoctetes die al met de Argonauten naar Troje was gegaan, lieten ze de weg wijzen. Vervolgens legden ze aan bij een vestingstad die onder gezag van koning Priamus stond en namen die in. Nadat ze buit hadden gemaakt vertrokken ze. Ze kwamen op Tenedus, waar ze iedereen vermoordden.

16. Achilles en Telephus plunderen Mysië

[bewerken]

Agamemnon verdeelde de buit en riep de raad bijeen. Hij stuurde daarvandaan twee bodes naar Priamus om hem te vragen of hij Helena en de buit die Alexander had gemaakt terug wilde geven. Als bodes werden Ulysses en Diomedes uitgekozen. Ze vertrokken naar Priamus en terwijl ze hun opdracht uitvoerden, werden Achilles en Telephus erop uitgestuurd om Mysië te plunderen. Ze kwamen bij koning Teuthras en maakten daar buit. Teuthras kwam met een leger op hen af, maar Achilles joeg het leger op de vlucht en verwondde Teuthras. Terwijl hij op de grond lag, beschermde Telephus hem met zijn schild om te voorkomen dat hij door Achilles werd gedood. Hij herinnerde aan de vriendschap tussen hen die dateerde van de tijd dat Telephus toen hij nog een jongen was, voortgebracht door Hercules, door koning Teuthras gastvrij werd ontvangen. Men zegt dat Diomedes, toen hij met zijn krachtige en wilde paarden aan het jagen was, door Hercules is gedood en zijn hele rijk aan Teuthras heeft gegeven. Daarom zou Hercules’ zoon Telephus hem te hulp zijn gekomen. Toen Teuthras inzag dat hij door zijn verwondingen de dood niet kon ontvluchten, gaf hij terwijl hij nog leefde, zijn hele rijk over aan Telephus en benoemde hem tot koning. Daarna begroef Telephus Teuthras met veel pracht en praal. Achilles raadde Telephus aan het nieuw verworven koningschap te houden, want hij zou het leger veel beter helpen door voedsel te sturen uit dat rijk tijdens de vele jaren die ze in Troje door moesten brengen, dan door zelf naar Troje te gaan. Daarom bleef Telephus achter in Mysië. Achilles keerde met grote buit terug naar het leger op Tenedus. Hij vertelde Agamemnon over de uitvoering van hun opdracht. Agamemnon keurde het goed en prees hen.

17. De Grieken eisen Helena op

[bewerken]

Intussen waren de bodes die naar Priamus waren gestuurd, aangekomen. Ulysses bracht de woorden van Agamemnon over en eiste dat Helena en de buit teruggegeven werden en dat Agamemnon schadeloos gesteld zou worden. Dan zouden de Grieken vreedzaam vertrekken. Maar Priamus herinnerde aan de misdaden van de Argonauten, de dood van zijn vader, de inname van Troje, de slavernij van zijn zus Hesiona en ten slotte aan de schandelijke manier waarop Antenor door de Grieken was behandeld toen deze door hem als bode was gestuurd. Hij verwierp de vrede en verklaarde de oorlog. Hij beval de bodes van de Grieken uit zijn gebied te verdrijven. De bodes gingen terug naar het kamp op Tenedus en deden verslag van het antwoord van Priamus. De raad ging in beraad om de situatie te bespreken.

18. Opsomming van de aanvoerders die de Trojanen helpen

[bewerken]

Van de aanvoerders die met hun legers aanwezig waren om Priamus te helpen vonden we het van de volgende waard om naam en landstreek onder de aandacht te brengen. Uit Zelia kwamen Pandarus, Amphion en Adrastus. Uit de streek van Colophon Mopsus, Cares, Nastes en Amphimachus. Uit Lycië Sarpedon en Glaucus. Uit Larissa Hippothoüs en Copesus. Uit Ciconië Euphemus. Uit Thracië Pyrus en Acamas. Antiphus en Mesthles uit Maeonië. Ascanius en Phorcys uit Ascania. Uit Paphlagonië Pylaemenes. Uit Ethiopië Perses en Memnon. Uit Thracië Rhesus en Archilochus. Uit Adrestia Adrastus en Amphius. Uit Alizonia Epistrophus. Over deze aanvoerders en hun legers, die gereed werden gemaakt, stelde Priamus als leiders en aanvoerders aan: Hector, Deïphobus, Alexander, Troilus, Aeneas en Memnon. Terwijl Agamemnon beraadslaagde over de hele onderneming kwam uit Cormus Palamedes, de zoon van Nauplius, aan met dertig schepen. Hij verontschuldigde zich voor het feit dat hij omdat hij ziek was niet naar Athene had kunnen komen. Maar hij was gekomen, zodra hij kon. Ze bedankten hem en vroegen hem plaats te nemen in de raad.

19. De eerste gevechten. Dood van Patroclus

[bewerken]

De Grieken twijfelden of ze stiekem ’s nachts naar Troje moesten gaan of overdag. Palamedes gaf raad en voegde er een reden aan toe: dat ze bij daglicht een uitval naar Troje moesten doen, dat er dan een grote menigte vijanden naar buiten werd geleid. Dus stemde iedereen met hem in. Na overleg stelden ze Agamemnon aan het hoofd. Zij stuurden Theseus’ zoon Demophoön, Athamas en Anius als gezanten naar Mysië en andere plaatsen om te zorgen voor de aanvoer van proviand voor het leger. Vervolgens riep Agamemnon het leger bijeen voor een vergadering, hij prees het, gaf bevelen en spoorde het aan. Hij waarschuwde zorgvuldig dat ze zijn woorden moesten gehoorzamen. Nadat een teken was gegeven, voeren de schepen weg en zette de hele vloot in volle breedte koers naar Troje. De Trojanen verdedigden hun kust krachtig. Protesilaüs sprong aan land, joeg de vijanden op en slachtte ze af. Hector kwam hem tegemoet en doodde hem. De anderen bracht hij in verwarring. Waar Hector zich terugtrok, daar werden de Trojanen verjaagd. Nadat er aan beide kanten grote slachtingen waren aangericht, kwam Achilles. Hij joeg het hele leger op de vlucht en dreef het terug naar Troje. De nacht onderbrak het gevecht. Agamemnon bracht zijn leger aan land en maakte een legerkamp. De volgende dag leidde Hector het leger uit de stad en stelde het op. Met veel geschreeuw kwam Agamemnon hem van de andere kant tegemoet. Een vurig en driftig gevecht ontstond. In de voorste gelederen sneuvelde menig zeer dapper man. Hector doodde Patroclus en maakte zich klaar om hem te beroven van zijn wapenrusting. Merion trok Patroclus weg uit de slaglinie om te voorkomen dat hij van zijn wapenuitrusting werd beroofd. Hector achtervolgde Merion en doodde hem. Maar toen hij hem net zo van zijn wapenuitrusting wilde beroven, kwam Mnestheus te hulp. Hij verwondde het dijbeen van Hector. Maar ook al was hij gewond, toch doodde hij vele duizenden soldaten. Hector zou hebben volgehouden de Grieken achterna te zitten, als Ajax de zoon van Telamon hem niet in de weg zou hebben gestaan. Terwijl hij met hem vocht, herkende hij dat hij familie was. Hij was immers de zoon van Hesiona, de zus van Priamus. Zo kwam het dat Hector beval het vuur weg te halen van de schepen. Ze gaven van weerskanten geschenken aan elkaar en gingen als vrienden uit elkaar. De volgende dag vroegen de Grieken een wapenstilstand.

20. Wapenstilstand en hervatting van de oorlog

[bewerken]

Achilles rouwde om Patroclus, en de andere Grieken om hun makkers. Agamemnon begroef Protesilaüs met een prachtige begrafenis, en zorgde voor de begrafenis van de anderen. Achilles organiseerde voor Patroclus lijkspelen. Tijdens de wapenstilstand hield Palamedes niet op tweedracht te zaaien. Hij zei dat koning Agamemnon onwaardig was om het leger te bevelen en hij noemde hem onbekwaam. Zelf somde hij ten overstaan van het leger op hoeveel inspanningen hij had verricht. Hij noemde eerst zijn landing, daarna het aanleggen van het kamp, het controleren van de wachten, het geven van het wachtwoord, het vaststellen van maten en gewichten en het opstellen van het leger. Omdat deze dingen door hem gedaan waren, zou het niet redelijk zijn, dat Agamemnon, nadat hem door maar weinigen het opperbevel was gegeven, ook het bevel voerde over alle anderen die zich later hadden aangesloten. Te meer omdat ze allen het inzicht en de moed in hun aanvoerders hadden gezien. Terwijl de Grieken onderling debatteerden over het opperbevel, werd de strijd na twee jaar hervat. Agamemnon, Achilles, Diomedes en Menelaüs lieten hun leger opmarcheren. Van de andere kant kwamen hen Hector, Troilus en Aeneas tegemoet. Er ontstond een grote slachting: aan beide kanten stierven de sterksten. Hector doodde de aanvoerders Boëtes, Archilochus en Prothenorus. De nacht onderbrak het gevecht. Agamemnon riep ’s nachts allen voor overleg bijeen. Hij gaf ze raad en spoorde ze aan om allemaal in slaglinie op te rukken en vooral te proberen Hector te pakken te krijgen, die onder hen al een aantal aanvoerders had gedood.

21. Gevechten

[bewerken]

Toen het ochtend werd leidden Hector, Aeneas en Alexander hun leger naar buiten. Alle Grieken rukten op. Er ontstond een grote slachting. Van beide kanten werden vele duizenden naar de Orcus gestuurd. Menelaüs begon Alexander te achtervolgen. Terwijl Alexander naar hem omkeek, doorboorde een pijl het dijbeen van Menelaüs. Hoewel hij veel pijn leed, hield hij echter niet op samen met Ajax van Locris Alexander te achtervolgen. Toen Hector zag dat zij zijn broer op de hielen zaten, kwam hij hem te hulp samen met Aeneas. Aeneas beschermde Alexander met zijn schild en voerde hem weg uit de strijd naar de stad. De nacht onderbrak het gevecht. De volgende dag liet Achilles met Diomedes het leger uitrukken. Tegenover hen stonden Hector en Aeneas. Er ontstond een grote slachting. Hector doodde Orcomeneus, Palemenes, Epistrophus, Schedius, Elpenor, Dorius en Polyxenus, allen zeer sterke aanvoerders. Aeneas doodde Amphimachus en Nireus. Achilles doodde Euphemus, Hippothoüs, Pyleus en Asterius. Diomedes doodde Xanthippus en Mesthles. Zodra Agamemnon zag dat zijn sterksten waren gesneuveld, stopte hij het gevecht. De Trojanen keerden blij terug naar de stad. Ongerust riep Agamemnon zijn aanvoerders bijeen voor een vergadering. Hij spoorde aan om moedig te blijven vechten en niet op te geven, omdat het grootste deel van hen nog over was. Bovendien hoopte hij dat er zo snel mogelijk een leger uit Mysië te hulp zou komen.

22. Gevechten en wapenstilstand

[bewerken]

De volgende dag verzamelde Agamemnon het hele leger en alle aanvoerders voor het gevecht. Tegenover hen stonden de Trojanen. Het werd een grote slachting aan beide kanten. Er werd fel gevochten en bij beide legers vielen vele duizenden mannen. Er werd tachtig dagen lang iedere dag gevochten. Maar zodra Agamemnon zag dat dagelijks vele duizenden sneuvelden, en dat de doden niet begraven konden worden zonder onderbreking van het vechten, stuurde hij Ulysses en Diomedes als gezanten naar Priamus. Zij moesten om een wapenstilstand van drie jaar vragen. Op die manier zouden de Grieken hun doden kunnen begraven, hun gewonden verzorgen, de schepen en het leger herstellen en zorgen voor bevoorrading. Ulysses en Diomedes gingen ’s nachts naar de stad. Dolon van de Trojanen kwam hen tegemoet. Toen hij hun vroeg waarom ze ’s nachts gewapend naar de stad waren gekomen, vertelden Ulysses en Diomedes dat ze door Agamemnon als gezanten naar Priamus waren gestuurd. Zodra Priamus hoorde dat zij waren gekomen en zij hun verzoek hadden uitgelegd, liet hij alle aanvoerders samenkomen voor een vergadering. Hij zei dat er gezanten van Agamemnon waren gekomen die om een wapenstilstand van drie jaar vroegen. Hector vond het verdacht dat ze om zo’n lange wapenstilstand hadden gevraagd. Priamus vroeg iedereen te zeggen wat hij ervan vond. Een wapenstilstand van drie jaar vond iedereen goed. In de tussentijd herstelden de Trojanen de stadsmuren, verzorgden hun gewonden en begroef iedereen zijn verwanten met grote eer.