De val van Troje 34-44

Uit Wikisource
< De val van Troje

34. Achilles door Alexander gedood[bewerken]

Hecuba was verdrietig omdat twee zeer sterke zonen van haar, Hector en Troilus, door Achilles waren gedood. Daarom vatte ze een onbezonnen vrouwenplan op om wraak te nemen. Ze liet haar zoon Alexander komen, ze smeekte hem en spoorde hem aan om wraak te nemen voor haar zelf en zijn broers. Hij moest een hinderlaag voor Achilles maken en hem doden. Achilles zou niets vermoeden omdat hij een bode naar haar had gestuurd waarmee hij om Polyxena’s hand had gevraagd. Zij zou hem een bericht terugsturen met de woorden van Priamus: dat zij de vrede en een verdrag tussen hen wilde bekrachtigen en dat ze dit konden afsluiten in het heiligdom van de Thymbraeïsche Apollo, voor de ingang. Achilles zou daar heen komen en een gesprek voeren. Daar moest een hinderlaag gelegd worden. Hecuba zou rustig kunnen sterven als Alexander hem had gedood. Omdat Alexander roekeloos was, beloofde hij dat hij het snel zou doen. ’s Nachts kregen de dappersten uit het leger een plaats in het heiligdom van Apollo en werd een signaal afgesproken. Hecuba stuurde een bode naar Achilles met de woorden van Priamus, zoals ze had afgesproken. Achilles was blij omdat hij van Polyxena hield en besloot de volgende dag naar het heiligdom te komen. De volgende dag kwam hij met Antilochus, de zoon van Nestor, naar de afgesproken plaats. Zodra hij het heiligdom binnenging, doken ze op uit de hinderlaag. Van alle kanten gooiden ze speren, terwijl Paris Alexander hen aanmoedigde. Achilles deed met Antilochus een aanval waarbij hij zijn zwaard in zijn rechterhand hield omdat zijn linkerarm door wonden bedekt was. Achilles maakte vele slachtoffers. Toen stak Alexander Antilochus en Achilles met vele steken neer. Zo verloor Achilles zijn leven door de hinderlaag, terwijl hij tevergeefs dapper vocht. Alexander beval Achilles weg te brengen en voor de vogels te gooien. Maar Helenus verhinderde dit terwijl hij vele uitspraken in herinnering bracht, en beval dat ze uit het heiligdom werden gegooid en aan hun strijdmakkers gegeven. Die brachten Achilles en Antilochus naar hun kamp. Agamemnon gaf Achilles een prachtige begrafenis. Om een graf voor hem te maken vroeg hij Priamus een wapenstilstand, en daar hield hij lijkspelen.

35. Gezantschap naar Neoptolemus. Ajax en Alexander gedood[bewerken]

Vervolgens riep hij de raad bijeen. Hij sprak de Grieken toe en ze stemden er allen mee in de goden te raadplegen wat er gedaan moest worden. Ze stuurden meteen bodes die om raad moesten vragen. Deze kregen als antwoord dat door een nakomeling van Achilles een eind aan de zaak moest worden gemaakt. Toen de bodes deze uitspraak hadden overgebracht, zei Ajax dat de zoon van Achilles, Neoptolemus, nog leefde en naar het leger moest worden gehaald om zijn vader te wreken. Ten slotte keurden Agamemnon en alle anderen dat plan goed. De taak werd aan Menelaüs gegeven. Hij vertrok naar Scyros naar Lycomedes, de grootvader van Neoptolemus, en beval hem zijn kleinzoon mee te sturen. Dat stond Lycomedes graag toe aan de Grieken. Nadat de wapenstilstand was afgelopen, voerde Agamemnon het leger naar buiten, stelde het op en moedigde het aan. De Trojanen kwamen aan de andere kant te voorschijn en de strijd begon. In de voorste linie vocht Ajax onder luid geschreeuw. Vele slachtoffers vielen aan beide kanten. Alexander doodde velen met zijn boog en doorboorde de onbedekte zijkant van Ajax. Ondanks het feit dat hij gewond was begon Ajax Alexander dwars door de vijanden te achtervolgen. Hij gaf niet op, voordat hij hem had gedood. Ajax werd afgemat door zijn verwonding teruggebracht naar het kamp. Nadat de pijl was verwijderd, stierf hij onmiddellijk. Het lichaam van Alexander werd teruggebracht naar de stad. Nu Alexander gedood was, deed Diomedes heel moedig een aanval op de vijanden. De Trojanen vluchtten vermoeid de stad in en Diomedes zat hen tot aan de stad achterna. Agamemnon omcirkelde de stad met zijn leger. Hij hield de hele nacht een beleg rondom de muur en zorgde ervoor dat ze nauwgezet om beurten de wacht hielden. De volgende dag begroef Priamus Alexander in de stad. Helena begeleidde hem met luid gehuil, aangezien zij met eer door hem was behandeld. Priamus en Hecuba zagen haar als hun dochter en zorgden goed voor haar, omdat zij nooit had neergekeken op de Trojanen en naar de Grieken had verlangd.

36. Penthesilea en de Amazonen helpen de Trojanen[bewerken]

De volgende dag begon Agamemnon het leger voor de poort op te stellen en de Trojanen tot een gevecht uit te dagen. Priamus deed niets, versterkte de stad en hield rust totdat Penthesilea met de Amazonen te hulp kwam. Later kwam Penthesilea te hulp, en liet haar leger tegen de Grieken uitrukken. Een enorme strijd ontstond, gedurende enkele dagen werd er gevochten. De Grieken werden in hun kamp teruggedrongen. Diomedes kon haar maar nauwelijks tegenhouden, anders had zij het kamp vernietigd, de schepen van de Grieken in brand gestoken en het hele leger totaal verwoest. Nadat het gevecht was onderbroken, hield Agamemnon zijn mannen bij zich in het kamp. Intussen rukte Penthesilea dag na dag uit, verwoestte de Grieken en riep ze tot oorlog op. Agamemnon versterkte en verdedigde met opzet het kamp. Hij verscheen niet op het strijdtoneel, net zolang totdat Menelaüs met Neoptolemus aankwam. Zodra Neoptolemus aankwam ontving hij de uitrusting van zijn vader en jammerde rondom de grafheuvel van zijn vader met luid geklaag. Penthesilea stelde naar haar gewoonte de slaglinie op en rukte helemaal tot het kamp van de Grieken op. Neoptolemus kwam naar voren, stelde de Myrmidonen op en leidde ze naar buiten tegenover haar. Agamemnon stelde zijn leger op: beiden vielen woest aan. Neoptolemus richtte een bloedbad aan. Penthesilea ging erop af en hield zich dapper staande in het lijf-aan-lijfgevecht. Terwijl zij gedurende enkele dagen woest vochten, maakten beiden vele slachtoffers. Penthesilea verwondde Neoptolemus. Maar hij verbeet de pijn en vermoordde de leidster van de Amazonen Penthesilea. Door deze daad deed hij het complete leger van de Trojanen de stad in vluchten. De Grieken plaatsten hun leger rond de muur, zodat de Trojanen niet naar buiten konden gaan.

37. Enkele Trojanen stellen voor vrede te sluiten[bewerken]

Nadat de Trojanen dit hadden gezien, kwamen Antenor, Polydamas en Aeneas naar Priamus. Zij drongen er bij hem op aan de raad bijeen te roepen over hun krijgskansen en wat er gedaan moest worden. Priamus riep de raad bijeen. De mannen eisten dat hun de gelegenheid werd gegeven om te spreken. Hij verzocht hun te zeggen wat zij wensten. Antenor wees erop dat de voornaamste verdedigers van Troje, Hector en zijn overige zonen, tezamen met de aanvoerders uit andere landen gedood waren; dat er nog grote en zeer sterke mannen tegenover hen stonden: Agamemnon, Menelaüs, Neoptolemus – die niet minder sterk was dan zijn vader was geweest – Ulysses, Nestor, Diomedes, Ajax van Locris, en nog meer anderen met zeer veel ervaring. De Trojanen daarentegen waren ingesloten en uitgeput. Hij raadde aan om liever Helena en de dingen die Alexander had geroofd, aan de Grieken terug te geven en vrede te sluiten. Nadat er veel gezegd was over het sluiten van vrede, stond Amphimachus op, een zeer sterke, jeugdige zoon van Priamus. Hij begon met scheldwoorden uit te varen tegen Antenor en degenen die met hem hadden ingestemd, en ook tegen hun gedrag. Hij gaf het advies liever met het leger een aanval op het kamp te doen, totdat ze de overwinning behaalden ofwel overwonnen waren en voor het vaderland sneuvelden. Nadat hij zijn toespraak had beëindigd, stond Aeneas op. Hij weerlegde hem met kalme en vriendelijke woorden en gaf het dringende advies de Grieken om vrede te vragen.

38. Priamus wil doorvechten en de verraders doden[bewerken]

Nadat ze uitgesproken waren, stond Priamus boos op. Hij richtte vele verwensingen tot Antenor en Aeneas: dat zij het initiatief hadden genomen om een oorlog na te streven en om gezanten naar Griekenland te sturen, toen Antenor ook zelf als gezant was teruggekeerd en had gemeld dat hij beledigend was behandeld. Daarna verweet hij Aeneas dat hij samen met Alexander Helena en de buit had geroofd. Daarom stond het voor hem vast, dat er geen vrede werd gesloten. Hij beval allen om zich gereed te maken om, nadat het teken was gegeven, door de poorten een uitval te doen. Het stond voor hem vast dat hij overwon of stierf. Nadat hij dit had gezegd, spoorde hij hen met vele woorden aan en stuurde de vergadering uiteen. Amphimachus nam hij mee naar het paleis en hij zei dat hij vreesde dat degenen die vrede hadden geadviseerd, de stad zouden verraden, en dat zij veel mensen uit het volk hadden die het met hen eens waren. Zij moesten worden gedood. Als dat was gebeurd, zou hij het vaderland behoeden en de Grieken verslaan. Tegelijk vroeg hij hem trouw en gehoorzaam aan hem te zijn en met wapens paraat te staan. Hij zei dat de zaak als volgt zonder argwaan te wekken kon worden aangepakt: de volgende dag zou hij zoals gewoonlijk een offer brengen en hen voor de maaltijd uitnodigen. Toen beloofde Amphimachus, nadat hij met het plan had ingestemd, dit te zullen doen. En zo ging hij van hem weg.

39. De verraders sturen een gezant naar Agamemnon[bewerken]

Op dezelfde dag kwamen Antenor, Polydamas, Ucalegon, Amhpidamas en Dolon heimelijk samen. Ze zeiden dat ze zich verwonderden over de hardnekkigheid van de koning, die liever ingesloten met het vaderland en zijn vrienden wilde omkomen, dan vrede sluiten. Antenor zei dat hij iets bedacht had om te doen wat voor hem en voor hen een gemeenschappelijk voordeel zou hebben, mits er onderling vertrouwen was tussen hem en hen. Allen zwoeren trouw. Omdat Antenor zag dat hij werd vastgehouden, stuurde hij een bode naar Aeneas met de mededeling dat het vaderland moest worden opgegeven en dat ze moesten zorgen voor zichzelf en hun families. Ook moesten ze iemand met betrekking tot deze zaken naar Agamemnon sturen. Daar de koning boos was opgestaan uit de vergadering omdat hij hem vrede had geadviseerd, vreesde hij dat hij een of ander nieuw plan zou bedenken. Allen beloofden hun hulp en meteen stuurden ze Polydamas, die een van hen was, heimelijk naar Agamemnon. Polydamas kwam aan in het kamp van de Grieken, ontmoette Agamemnon en vertelde wat ze van plan waren.

40. De Grieken gaan op het voorstel in[bewerken]

Agamemnon riep heimelijk ‘s nachts alle aanvoerders samen voor een vergadering. Hij vertelde wat hij had gehoord en beval iedereen te zeggen wat ze ervan vonden. Allen besloten de verraders vertrouwen te schenken. Ulysses en Nestor zeiden dat ze bang waren dit zo maar roekeloos te doen. Neoptolemus weerlegde hen. Terwijl ze onderling twistten, besloten ze om een wachtwoord van Polydamas te eisen en dat door Sinon naar Aeneas, Anchises en Antenor over te laten brengen. Sinon vertrok naar Troje. De sleutels van de poort waren nog niet overhandigd aan de bewakers van Amphimachus en daarom kreeg Sinon nadat hij het wachtwoord gaf, bevestiging door de namen van Aeneas, van Anchises en van Antenor te horen. En dat berichtte hij aan Agamemnon. Toen besloten allen om het vertrouwen te geven en dat met een eed te bevestigen. Ze schonken vertrouwen aan Antenor, Aeneas, Ucalegon, Polydamas, Dolon, aan hun ouders, kinderen en echtgenotes, aan hun naaste bloedverwanten en aan de vrienden die bij de samenzwering betrokken waren. Het zou hun bovendien zijn toegestaan al hun heilige zaken en goederen ongeschonden te houden. Nadat dit verdrag was bevestigd en ze door een eed gebonden waren, gaf Polydamas het advies om ’s nachts het leger naar de Scaeïsche poort te brengen, waar aan de buitenkant het hoofd van een paard is geschilderd. Daar zou Antenor samen met Anchises ‘s nachts de wachtposten bemannen, hun legers zouden ‘s nachts de poort ontgrendelen en ze zouden een lichtsignaal geven. Dit zou het teken van de uitval zijn en daar zouden mensen aanwezig zijn om hen naar het paleis te brengen.

41. De verraders laten de Grieken Troje in[bewerken]

Nadat de afspraken bevestigd waren, ging Polydamas terug naar de stad. Hij meldde wat er was afgesproken en zei tegen Antenor en Aeneas, en tegen de anderen die erbij betrokken waren, dat ze al hun mensen naar de Scaeïsche poort moesten brengen, ’s nachts de Scaeïsche poort moesten openen, een licht laten zien en het leger naar binnen leiden. Antenor en Aeneas waren ’s nachts bij de poort aanwezig en vingen Neoptolemus op. Ze ontgrendelden de poort voor het leger, lieten een licht zien en eisten dat er bescherming zou zijn bij de vlucht voor henzelf en voor al hun medevluchters. Neoptolemus viel de stad binnen, hij doodde Trojanen en achtervolgde Priamus, die hij voor het altaar van Jupiter vermoordde. Hecuba kwam, terwijl ze vluchtte met Polyxena, Aeneas tegen. Ze overhandigde Polyxena aan hem en Aeneas verstopte haar bij zijn vader Anchises. Andromache en Cassandra hielden zich schuil in de tempel van Minerva. De hele dag en nacht hielden de Grieken niet op met verwoesten en buit te maken.

42. De Grieken maken buit en nemen krijgsgevangenen[bewerken]

Nadat de dag was aangebroken, riep Agamemnon alle legeraanvoerders bijeen op de burcht van Minerva. Hij bedankte de goden, hij prees het leger en hij beval de hele buit in het midden te brengen. Die zou hij eerlijk onder allen verdelen. Ook raadpleegde hij het leger of ze het goed vonden Antenor en Aeneas samen met degenen die met hen hun vaderland hadden verraden, te sparen, omdat ze dat heimelijk met hen hadden afgesproken. Het gehele leger verkondigde luid dat ze dat goed vonden. Nadat dus allen bijeengeroepen waren, gaf hij alles wat van hen was terug. Antenor vroeg Agamemnon of hij iets mocht zeggen. Agamemnon beval hem te spreken. Eerst bedankte Antenor de Grieken, daarna herinnerde hij hen eraan dat Helenus en Cassandra hun vader altijd de oorlog hadden afgeraden en dat Helenus had gezegd dat Achilles een graf moest worden geschonken, en hij zei dat Helenus alles wist. Agamemnon gaf met instemming van de raad de vrijheid aan Helenus en Cassandra. Toen begon Helenus voor Hecuba en Andromache te pleiten bij Agamemnon, bedenkend dat hij door hen altijd bemind was. Agamemnon bracht het ter sprake in de raad. Er werd besloten hun de vrijheid te geven, al hun bezittingen terug te geven en de overige buit gelijkelijk te verdelen. Offers werden gebracht en geloftes nagekomen en er werd vastgesteld wanneer ze naar huis moesten terugkeren. Toen de dag van de terugtocht aanbrak, staken zware stormen op en bleven zij een aantal dagen langer.

43. Polyxena wordt gedood voor gunstige wind[bewerken]

Calchas gaf als verklaring dat de goden van de Onderwereld niet tevreden waren. Het schoot Neoptolemus te binnen dat Polyxena, door wie zijn vader was gestorven, niet was gevonden in het paleis. Hij eiste haar op bij Agamemnon, hij deed zijn beklag en beschuldigde het leger. Hij beval Antenor te laten komen en droeg hem op haar overal te zoeken en naar hem toe te brengen. Antenor kwam naar Aeneas en voelde hem tamelijk stevig aan de tand. En om de Grieken zo snel mogelijk te laten vertrekken, bracht hij Polyxena, zodra hij haar in haar schuilplaats had gevonden, naar Agamemnon. Agamemnon leverde haar aan Neoptolemus over, en die vermoordde haar bij de grafheuvel van zijn vader. Agamemnon beval boos aan Aeneas, omdat hij Polyxena had verborgen, om samen met zijn mensen meteen uit het vaderland weg te gaan. Aeneas vertrok met al zijn mensen met schepen en gaf zijn land aan Antenor. Nadat Agamemnon was vertrokken, werd Helena enkele dagen later, meer bedroefd dan opgewekt, naar huis teruggebracht samen met haar man Menelaüs. Helenus ging samen met Hecuba, Andromache en Cassandra naar de Chersonesus.

44. Dares maakt de balans van de oorlog op[bewerken]

Tot hier heeft Dares de Phrygiër dit in het Grieks beschreven, want hij bleef daar achter met de groep van Antenor. Er is tien jaar, acht maanden en twaalf dagen gevochten. Aan Griekse kant kwamen volgens het verslag dat Dares de Phrygiër heeft bijgehouden, 806.000 mannen om bij Troje tot het verraad van de stad. Aan Trojaanse kant 278.000 mannen. Aeneas is vertrokken met de 22 schepen waarmee Alexander naar Griekenland kwam. Ongeveer 3.300 mensen van alle leeftijden gingen met hem mee. Met Antenor gingen er 2.500 mee, met Andromache en Helenus 1.200. Tot zover de geschiedenis van Dares.