Een geweigerd artikel voor de Volapük-propaganda.

Uit Wikisource

EEN GEWEIGERD ARTIKEL VOOR DE VOLAPÜK-PROPAGANDA.

In het tijdschrift „Vredesstrijd", het orgaan van de J.V.A. (Jongeren Vredes Actie) en de S.V.A. (Studenten Vredes Actie) verschenen van Mejuffrouw Nel Pranger Krispij en den Heer C. B. Hoitingh artikelen ter aanbeveling van Esperanto en Novial, aan welk laatste artikel de Heer Dr. G. Stuiveling, Voorzitter der J.V.A., een kort naschrift voegde. Ter wille van de propaganda en het goed recht van Volapük, bood de Heer Dr. Arie De Jong de redactie van bovengenoemd tijdschrift het volgende stuk over Volapük aan, welk stuk echter geweigerd werd.

Volapük.

Ontegenzeggelijk bestaat er behoefte aan een internationale taal naast de bestaande talen, en heeft men door alle eeuwen heen één der natuurtalen als internationale taal, als wereldtaal, gebruikt. De keuze van een zoodanige taal was niet willekeurig, doch sproot als het ware voort uit het overwicht, dat het volk, dat die taal sprak, in een zeker tijdsgewricht verkregen had. Zoo is nu het Engelsch, zooals algemeen bekend — vooral op handelsgebied — de wereldtaal geworden. Met een dergelijke bevoorrechting nu van één der natuurlijke talen, kunnen de meeste volkeren geen bevrediging vinden. Hierdoor wordt toch als het ware het cultureele overwicht van die taal, en daarmede van het volk, dat die taal spreekt, stilzwijgend erkend. Vooral in den tegenwoordigen tijd, nu allerwege het nationale bewustzijn bij de verschillende volkeren, zelfs de kleinere, wakker wordt, stuit een dergelijk overwicht tegen de borst. Vandaar, dat de internationale behoefte aan een algemeen verstaanbaar hulpmiddel het best gediend wordt door een kunstmatige taal. Bij de aanneming van een kunsttaal in plaats van één der natuurtalen, worden alle volkeren in dezelfde positie gebracht, geen enkel volk wordt dan bevoorrecht, alle moeten die eene kunsttaal leeren. Dat een kunsttaal bovendien door haar zooveel eenvoudiger bouw veel en veel gemakkelijker aan te leeren is dan welke natuurlijke taal ook, is ook een niet te miskennen voordeel.

Maar nu de vraag, welke kunsttaal moet daarvoor gekozen worden?

Deze vraag schijnt niet gemakkelijk beantwoord te kunnen worden. De eene groep zoekt haar heil in de consequente aanvaarding van zoogenaamde internationale woorden, een tweede in een vereenvoudigde natuurtaal, zooals een vereenvoudigd Engelsch, een vereenvoudigd Duitsch of een vereenvoudigd Latijn, een derde is van oordeel, dat de wereldtaal door haar bouw zoo neutraal mogelijk tegenover de natuurtalen moet staan.

Bij het gebruik van de zoogenaamde internationale woorden blijkt, dat hiermede voornamelijk Romaansche woorden bedoeld zijn, waardoor dergelijke kunsttalen een duidelijk zichtbaar Romaansch karakter verkregen hebben. Hierdoor hebben die talen voor de meesten onzer, die een of meer van die talen beheerschen, wel is waar een zeker aantrekkelijk aspect, doch voor de niet Romaansch aangelegde volken allerminst een internationaal neutraal karakter, verkregen.

De tweede groep kunnen wij wel overslaan; een vereenvoudigd Engelsch, een vereenvoudigd Duitsch of een vereenvoudigd Latijn (het Latino sine flexione van Peano) komt neer op een verminking dier talen en deze vereenvoudigde talen zullen op den duur noch de Engelschen, noch de Duitschers, noch de Latinisten, noch andere personen kunnen bevredigen.

Blijft over het Volapük als vertegenwoordiger van de derde groep. De woorden zijn ook ontleend aan de natuurtalen, doch zij zijn zoo vervormd, dat zij als het ware nieuwe kunstmatige woorden zijn geworden, terwijl de spraakkunst (met behoud van de algemeen grammaticale begrippen) zoo zelfstandig is gevormd, dat het geheel zoo neutraal tegenover de natuurtalen staat als geen andere kunsttaal. Alleen uit dien hoofde reeds verdient het Volapük de voorkeur boven elke andere hulptaal.

De heer Hoitingh wijst op de chronologische volgorde: Volapük, Esperanto, Ido, Occidental, Novial als een evolueerenden weg naar de volmaking, dien de wereldtaal zou hebben afgelegd. Zou heusch elk in tijdsorde later verzonnen kunsttaal beter zijn dan de vorige? Als dit zoo was, dan zouden de heeren Prof. Jespersen en Hoitingh geen reclame meer voor hun taal behoeven te maken, want Prof. Mitrovitch, hoogleeraar aan de handelshoogeschool te Sarajevo heeft in 1935 een nieuwe wereldtaal „Internasional" uitgedacht, en zou deze taal dus weer beter zijn dan Novial en verdienen gepropageerd te worden. Maar wie waarborgt ons, dat deze taal de laatste schepping op wereldtaalgebied zal zijn? Neen! dan heeft de heer St(uiveling) wel gelijk met zijn oordeel om dan maar het wijze besluit te nemen om te wachten tot de volmaakste wereldtaal verschenen zal zijn.

Inderdaad, het is dringend noodig, dat de wereldtaal-idealisten zelf orde scheppen in de grootsche beweging, die zij voorstaan. Hoe wij dit moeten doen, kan niet opgelost worden door de schepping van een nieuwe wereldtaal. leder zou toch zijn eigen taal blijven aanhangen. Om uit den heerschenden chaos te komen staat naar mijn meening slechts één weg open.

Men stake den strijd over de vraag, welke kunsttaal of systeem de beste is.

Men erkenne, dat het Volapük neutraler tegenover de natuurtalen staat, dan eenige andere kunsttaal, en dat het de eerste taal is, die bleek practisch bruikbaar te zijn, en dus als het ware het recht heeft vóór elke andere kunsttaal gepropageerd te worden.

Is men genegen beide voorstellen te aanvaarden, dan staat de weg open om geleidelijk alle wereldtaal-vereenigingen te wijzigen in vereenigingen, die slechts het Volapük bevorderen. Hierdoor zou de rust in het kamp der wereldtaal-idealisten hersteld zijn, en het Volapük een krachtig hulpmiddel worden om de broederschap tusschen de volkeren te bevorderen en de zaak der J.V.A. en der S.V.A. op krachtige wijze te dienen.