Eenheid/Nummer 148/Opstanding

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Opstanding [3]
Auteur(s) Theo van Doesburg
Datum 5 april 1913
Titel Opstanding. Een historisch gedachtenspel van Schoonheid en Liefde in één bedrijf.
Tijdschrift Eenheid
Jg, nr, pg [3], 148, z.p.

Brontaal Nederlands
Auteursrecht Publiek domein
[aflevering 1] · [aflevering 2] · [aflevering 3]


FEUILLETON.


OPSTANDING.

Een historisch gedachtenspel van Schoonheid en Liefde in één bedrijf.

door

THEO VAN DOESBURG.

(Vervolg en slot).

      Het is nu geheel donker geworden in ’t atelier. Alleen de stemmen verraden dat er menschen aanwezig zijn.
      S t e m  v a n  J o r s a: (zacht, muzikaal). Hoe zul je iets eeuwigs door je werk doen gevoèlen... wanneer het op steeds veranderende vormen van schoonheid gegrond is?... Christus heeft het bereikt...... maar die ging uit van de Eeuwigheid... die heeft de zee der veranderingen... der hartstochten beheerscht... die stond met zijn vergankelijke beenen midden in de Eeuwigheid. Kunst... geloof me...... jaagt niet naar het „nieuwe”, maar naar het „eeuwige”. Wil de kunstenaar van iets eeuwigs spreken... wil hij doordringen tot het wezen der dingen... tot het wezen van het àl dan... e... dan miet hij scheppen vanuit... het Gevoel van Eeuwigheid... dit Gevoel houdt alle andere gevoelens in... maar daarvoor moet hij de plaats van Christus veroveren... daarvoor moet hij mènsch zijn. In dit gevoel zal hij alle menschen met elkaar verbinden... zooals hij ze nu scheidt door de schoonheid... hij zal ze tot een mensch maken. Hij roept, door Kunst, en de mensch antwoordt: ik kom... Dit gevoel is elk mensch bewust of onbewust eigen... het is het eenigste wat blijft... Het is het eenigste lied dat verstaan zal worden... Adonis, leg je oor slechts tegen de eeuwen die achter ons liggen: het zingt door alle eeuwen heen... door middel van Gods-diensten en martelaarschap... soms even door middel van kunst... Als dit lied zwijgt sterft de mensch... Dit Gevoel heft den dood op... het is oorzaak en einddoel van allen vorm... van de gansche kosmos. Door dit gevoel te bereiken... er in te leven en te sterven maakt de mensch zich tot middelpunt van het heelal... dit Gevoel maakt helden... grooter naarmate het sterker is... de helden van het geweld zijn er lafaards bij... Adonis gaat dit gevoel niet dieper dan... e... het gevoel [w]waarop jij de kunst... je werk... grondt? Raakt het niet een diepere ziel in je aan... dan diè ziel?
      Stem van  A d o n i s: (uit de diepte; wild:) Hu...
      Pauze — — —
      Stem van  J o r s a: Voel je dat dit een... stijging is... niet van den Kunstenaar alléén... maar de stijging naar een hooger... een beter... vrijer levensbeeld. Een overwinning op de stof... De kunstenaar was — laten we zeggen wàs — voorheen bij het scheppen doortrokken van één gevoel... van schoonheid... leefde slechts dóór en vóór haar... leefde slechts in haar nabijheid.
      Stem van  A d o n i s: (heesch) Ja... hu... Ja......
      Stem van  J o r s a: Welnu ik wilde dat hij doortrokken was van dàt gevoel... laten we het Liefde noemen... niet de egoistische liefde als kunstenaar... maar van... het Goede... dat hij slechts leefde en schiep dóór en voor haar... dat de kunst van de arbeid der schoonheid, de arbeid van...
      Stem van  A d o n i s: Egoistische liefde... hoe zoo? wat... e...
      Stem van  J o r s a: Ja... kijk... ik bedoel... Dat zal ik je zeggen (Pauze...) Toen Thorwaldsen — bijvoorbeeld — naar Rome wilde... toen werd zijn moeder zwaar ziek... zoo ziek, dat het zich liet aanzien... dat ze het niet lang meer zou maken. Zij smeekte hem bij haar te blijven... haar niet te verlaten... Wat deed nu Thorwaldsen, de kunstenaar...
      Stem van  A d o n i s: (snel invallend)... die ging toch... natuurlijk...
      Stem van  J o r s a: Ja... hoe weet je dat?
      Stem van  A d o n i s: Tja... e... dat... e... begrijp ik zoo...
      Stem van  J o r s a: Hij vindt zijn moeder dood en begraven als-ie terugkomt... De liefde tot je naaste omgeving is in de evolutie der Liefde maar een begin... iets dat zelfs de dieren eigen is...
      Stem van  A d o n i s: Goed... maar ik zie nog niet in dat zijn werk daarom... als kunst...
      Stem van  J o r s a: (valt in met verhoogde stem) Dat hij geen kunst zou kunnen maken meen je?... O... ja zeker kan hij dat... zeker. Maar wanneer hij een beeld maakt van Christus... dan weiger ik in dien „Christus”... Christus te herkennen... Hoe kan zoo’n man een beeld van de Liefde maken?...... Onmogelijk. Zoo iemand kan een Nero... een Napoleon... een Alexander, maken maar geen Christus...
      Stem van  A d o n i s: Dat zie ik nog niet in...
      Stem van  J o r s a: Niet? Kun jij uit een leêge kan... helder water schenken?...
— — — — — — — — — — — —
      Evenmin kun je ’s menschen diepste gevoelens uitdrukken zonder dat die gevoelens in jou... in den kunstenaar... als mènsch aanwezig waren. Zoo zijn er honderde voorbeelden... Rembrandt schildert een Narcissus... o prachtig... vol effect... maar de Grieken bedoelden hiermede een zeker gevoel uit te drukken: de Zelf-begeerte. Van dit gevoel bij Rembrandt... geen spoor... Kleur... licht... leven dat is de voorstelling van de schilderij... maar nièt het gevoel van Zelf-begeerte... dat de toeschouwer met schrik en ontzetting zou moeten herkennen... Voor Rembrandt was de voorstelling der Grieken óók de voorstelling of... de stof voor zijn schilderij: Narcissus...... maar niet het gevoel dat aan die voorstelling ten grondslag ligt... teruggebracht in zijn tijd... Ken je de schilderij? Die jongeling die daar aan het water ligt is Rembrandt... de schilder... het gebaar in de schilderij is het gebaar van de schoonheids-verrukking... ondergaan door den schilder... (luid) door den schilder!...
      Stem van  A d o n i s: (met openbaring) Maar... langs dien weg... is al wat er op de muren van den Sixtijnschen kapel geschilderd is niets dan... dan... de eigen schoonheids-verrukking van den schilder... belichaamd in verschillende figuren... Dan... dan... is de Christus uit het jongste gericht... die dreigend de hand opheft...
      Stem van  J o r s a: (gaat in die van Adonis over) nièt de mensch... in al zijn aandoeningen... in zijn begeerte naar het hoogere... neen... noch de liefde... maar het geweld... het geweld en de persoonlijke verrukking van den Kunstenaar — — — Ik zeg je... dat er meer gelukzaligs... meer zaligmakends is in... in... een boer van Millet... in een kerel van Vincent van Gogh... dan in al die Madonna’s... in al die Christussen... van alle schilders te zamen...
      Pauze — — —
      Adonis springt overeind. Zijn gelaat wordt ten deele beschenen door een zwaard-vormigen licht bundel die door een raam in ’t atelier valt. Zijn lichaam blijft in de duisternis. Zijn linkeroog, dat alleen zichtbaar is, doorpeilt de duisternis, waarin hij Jorsa La Fara tracht te ontdekken. Met aandoening in de stem):
      Stem van  A d o n i s: Vriend... kerel... als je me... e... zèg me wat moet ik doen... ik kan niet meer voortgaan... zóó. Ik zie ineens alles duidelijk... ’t is of ik ontwaak uit een bangen droom... een droom met een waas van bloed en zonde... ik begrijp je... nu begrijp ik je... (met tranen in de stem). Nu begrijp ik je gedrag van den laatsten tijd... àlles... (Staart in den lichtbundel) Als... e... als... ’t maar kàn... Ja daar moet het heen... dààr moet het heen... Maar hoe zal ik andere gevoelens leeren kennen... nieuwe... frissche... Wat moet ik doen... hoe moet ik... God... wàt... hóe... (valt uitgeput op iets neer, hetgeen het omvallen van een schilderdoek veroorzaakt, dat met een dof: „plàk”, neervalt.)
      Pauze. Adonis snikt — — —
      Stem van  J o r s a: (zacht, bijna onhoorbaar). Dàt ben ik. Precies zoo heeft mijn hart... gesnikt... niet in bloed... maar in tranen wordt het goede geboren... Wat je moet doen? Niets bizonders. Je moet juist veel... laten. Het hoogste kent geen afstand... het is dicht bij de hand. Mag ik je nog iets zeggen? Kijk... laten we een voorbeeld nemen... iets heel gewoons (lacht). Bijvoorbeeld... een man, die een

zwaren last tegen een hooge brug oprijdt. Uit een oogpunt van schoonheid ziet de kunstenaar direct... de elkaar tegengestelde krachten... het rythmisch spel der bewegingen... zich oplossend in vormen, die weder eén lijn... éen groote lijn vormen... van de voetzolen... over den rug... enfin éen lijn — de som van alles — het geheel in de ruimte omsluitend. Dat ziet hij... als hij een gevoelig kunstenaar is... ondergaat hij het... als... éen stuk muziek. Dat is zijn grens... dieper dringt hij niet in door en hij schept het om tot schoonheid. Mij gaat het anders... Wanneer ik dit geval onderga... Adonis... Luister je?
      (Geschuifel.)
      Stem van  A d o n i s: (In spanning) Ja...... Ja... ja... nou dan...
      Stem van  J o r s a: ... dan word ik evenzeer getroffen door ’t muzikaal complex van krachten... vormen en lijnen... maar op ’t zelfde oogenblik wordt er iets in mij bewegelijk... en... ik ga naar den man toe... duw de kar... help hem zijn last verlichten... zet mijn schouder onder de zwaarte... van zijn last... Ik denk aan niets van kunst of schoonheid. Ik ben geen kunstenaar, ik ben een gewone man, die een anderen man helpt zijn last torsen. Et te gelijk dat ik dit doe... geeft de stof zich over... ontsluit zich... Horizonnen breiden zich voor mij uit... de grenzen vallen om... alles wordt licht en ruim... Ik voel een oneindigheid van eenheid en liefde... Ik beeld mij in alles te kunnen... alles. Wanneer wij den hoogsten top bereikt hebben...... met onzen last, die dan het zwaarst is...... zinkt de kar... alles wordt licht en gemakkelijk... als door een wonder wordt de kar voort bewogen... En mijn gezel... een vent met een somberen, neerhangenden, zwarten kop... bromt iets... onverstaanbaars.
      Pauze. — — —
      Soms direct - soms later...... rijst alles in mijn geest op... tot éen beeld... dit is de voorstelling van mijn diepste gevoelens... niet de voorstelling van mijn schoonheids-ontroering... maar het beeld van mijn... van zijn... van onze... innigst-menschelijkste gevoelens. Dit schilder ik zoo getrouw mogelijk af... ik bezig vormen... kleuren... lijnen en licht, zooals ik verf bezig... of klei... of woorden... het is mij alles: materiaal. Zal dit werk niet... dieper gaan dan hetgeen alleen ontstond uit de schoonheidsvisie... waarvan ik eerst strak? En zal het niets iets dieper den aanschouwer dringen... zal het niet iets anders in hem beroeren dan zijn smaak? Mijn kunstwerk is dan de stijl van... de menschelijke ziel... niet van zijn lichaam. (Pauze) — — — Neem het letterlijk... neem het zinnebeeldig... het zijn de fundamenten... voor de toekomstige kunst... waaraan ik zelf arbeid... ik voel haar, zooals ik den zomer vóór-voel in de lente... ik adem haar in... de lucht is vol van haar... En wat? hebben de zintuigen zich niet verscherpt?...
      Hebben de gevoelens zich niet verdiept?... Zijn de wetenschappen niet verrijkt?... En zal de Mensch dan niet...
      (Adonis komt langzaam overeind. Zijn gewrichten kraken.)
      Stem van  A d o n i s: Ja maar... ik... O, mijn verstand zegt mij dat je gelijk hebt dat... dàt...... „het” is... zie-je „het”... maar... e... (zucht) die gevoelens zijn mij vreemd... O als kind... vroeger maar nu... ik onderga ze niet meer... (Pauze) Wat moet ik doen... kon ik nog maar eens van voren af aan beginnen... Wat moet ik doèn... wàt?...
      Stem van  J o r s a: (terwijl hij opstaat) Ga mee... naar buiten... ik verlang naar frissche lucht, laten we er onderweg nog eens over spreken... kom ga mee (hij gaat tastend naar den uitgang, Adonis volgt hem) Pas op... val niet over het podium...... hier staat een hekje... pas op... hier ’t schut...... (Ze zijn bij den uitgang. Jorsa La Fara tast met de handen langs den muur om den deurknop te vinden) Ah...... (doet de deur open, een pijnlijk-fel wit licht op de atelier-trap slaat hen in ’t gezicht). Licht!... gelukkig...
      Amsterdam, 1913.

EINDE.

Overige vindplaatsen[bewerken]

  • Els Hoek (redactie; 2000) Theo van Doesburg. Oeuvrecatalogus, Bussum: Uitgeverij Thot, ISBN 90-6868-255-5, pp. 603-605.