Erfgoeddecreet 7 mei 2004/Titel IV
ARTIKEL 47
[bewerken]De in dit decreet voorziene werkings- en projectsubsidies worden toegekend binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten.
ARTIKEL 48
[bewerken]- De in dit decreet voorziene werkings- en projectsubsidies worden in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld. De Vlaamse regering bepaalt hoe de voorschotten berekend en uitbetaald kunnen worden.
- Onverminderd artikel 41 en artikel 50 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden voorschotten ten belope van maximum 90 procent van de toegekende subsidies, vrijgesteld van het voorafgaand visum van het Rekenhof
ARTIKEL 49
[bewerken]De subsidiebedragen, vermeld in artikel 11.1, artikel 12.5, artikel 13.5, artikel 21.1, artikel 24.1, artikel 26.1.1 en artikel 42.1, worden jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
ARTIKEL 50
[bewerken]- Met uitzondering van de rechtspersonen vermeld in 50.4, kan een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, die een werkingssubsidie ontvangt als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, artikel 11.1, artikel 12.5, artikel 13.5, artikel 21.1 en artikel 42.1, gedurende de beleidsperiode onbeperkt een reserve aanleggen met eigen inkomsten en subsidies.
Een reserve wordt in de balans van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon opgenomen als een onderdeel van het eigen vermogen en bestaat uit de volgende rekeningen, vermeld in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel, als bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffend de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen:
- 1. rekening 13: bestemde fondsen;
- 2. rekening 14: overgedragen resultaat.
De reserve moet aangewend worden voor de realisatie van het erfgoedconvenant, bedoeld in artikel 17, en het beleidsplan, bedoeld in artikel 8.2 en artikelen 10, 12, 13 en 41.
- 2. Als de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in 1, op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over een reserve, aangelegd overeenkomstig 1, kan die reserve overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de bestaande reserve in het begin van de subsidieperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse personeels- en werkingskosten berekend over de beleidsperiode.