Gezelle/'s Avonds zie ‘k de sterren geren
Uiterlijk
< Gezelle
← Het zonnelicht is neergedaald | Tijdkrans door Guido Gezelle | Alleene, uit aller oogen → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. (gedicht de dato 1890?) |
'S AVONDS ZIE 'K DE STERREN GEREN
's Avonds zie 'k de sterren geren,
die daar zitten, hooge en fijn,
als ik, moe van 't lastig weren
onder 's arbeids leed en pijn,
eenen oogslag naar omhooge
buiten 's werelds enden sla,
en mij eens den hemel tooge
nog, aleer ik slapen ga.
die daar zitten, hooge en fijn,
als ik, moe van 't lastig weren
onder 's arbeids leed en pijn,
eenen oogslag naar omhooge
buiten 's werelds enden sla,
en mij eens den hemel tooge
nog, aleer ik slapen ga.
Al de lieden rusten neerstig:
hier en daar nog een die tiert,
en de blijdschap van het geerstig
hommelzap te late viert.
[ 23 ]Duister is 't alom en doovig,
niet en zegt mij de aarde meer:
nu is 't dat ik mij geloovig
opwaards naar den hemel keer.
hier en daar nog een die tiert,
en de blijdschap van het geerstig
hommelzap te late viert.
[ 23 ]Duister is 't alom en doovig,
niet en zegt mij de aarde meer:
nu is 't dat ik mij geloovig
opwaards naar den hemel keer.
Vaart mij wel dan, rust in vreden,
g' hebt mij lang genoeg geplaagd,
Wereld, met uw' lastigheden:
neen, ge'n zult, eer 't morgen daagt,
mij geen banden meer doen dragen;
vrij eens wilt het herte mijn
rijdend op den hemelwagen,
rustend in de sterren zijn!
g' hebt mij lang genoeg geplaagd,
Wereld, met uw' lastigheden:
neen, ge'n zult, eer 't morgen daagt,
mij geen banden meer doen dragen;
vrij eens wilt het herte mijn
rijdend op den hemelwagen,
rustend in de sterren zijn!