Gezelle/Dom en dwaas gedolven
Uiterlijk
< Gezelle
← Te late is het geweend | Tijdkrans door Guido Gezelle | Vroeg → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
Audaces fortuna juvat.
Dom en dwaas gedolven,
ligt zoo menig ponke zwaar,
gave en goede guldens,
dorre en dood, in de eerde daar.
ligt zoo menig ponke zwaar,
gave en goede guldens,
dorre en dood, in de eerde daar.
Baten ofte boeten,
dat en doen zij niemand iet;
en, die zouden moeten
delven, die en durven niet.
dat en doen zij niemand iet;
en, die zouden moeten
delven, die en durven niet.
Doen! Dat elk een deelken
dede, een duimken, frisch en goed;
een en kan 't niet al doen:
t'zaamgedolven, 't zal en 't moet!
dede, een duimken, frisch en goed;
een en kan 't niet al doen:
t'zaamgedolven, 't zal en 't moet!
Op dan, al die durven,
dit is vlaamsch en dat latijn:
delft, — fortuna juvat
al die durven dapper zijn!
dit is vlaamsch en dat latijn:
delft, — fortuna juvat
al die durven dapper zijn!