Naar inhoud springen

Gezelle/Wat hangt gij daar te praten

Uit Wikisource
Bereukwerkt en berijkdomd Tijdkrans door Guido Gezelle

Wat hangt gij daar te praten

De Wiedsters
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 162 ]

WAT HANGT GIJ DAAR TE PRATEN


Wat hangt gij daar te praten
aan die blomme, o bruine bie;
waarop, waaruit, waarover
ik u ronken hoore en zie?
Gij zijt er met uw' neuze en
met uw' tonge al ingegaan;
gij hebt eraan geroken.
en van alles aan gedaan,
daarom, daarin, daarover,
op uw vlerken alle twee:
ik wonder hoe die blomme u
laat geworden, zoo ter lee!
Och, ware ik in heur' plaatse, ik
hiet u varen, en ik sloot
zoo seffens al dat werk, al
dat geruchte uit mijnen schoot,
en 'k...: „Rap, uit mijnen weg en
uit mijn zunne, dat ik zie:
houdt op, en laat mij werken,
of ik strale u!” zei de bie.