Gezelle/o Dichtersgeest

Uit Wikisource

o Dichtersgeest, van wat al banden
hebt gij mij, armen knecht, verlost,
en, uit uw' handen,
wat heeft uw dierste gunst mij weinig werks gekost!

Gij Godlijk wezen doet mij leven
waar menig andre sterven zou,
en ongeschreven
is nog de grote gift waarom ‘k u derven wou.

Gij zijt genezing, en de wonden,
de diepe, o wondre, toen gij, teer,
die hebt gevonden,
getint en toegetast, zijn gave en zonder zeer.

Hoe menig werf, hoe duizend malen
hebt gij, o Geest, mij dit gezeid:
maar hoe verhalen?
‘k gevoel ‘t, en zuchte, eilaas, naar uw' welsprekendheid!


Guido Gezelle
(26/7/1877)