Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (herzieningen 1922-1983)
Uiterlijk
← Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922) | Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (herzieningen 1938, 1948, 1953, 1956, 1963, 1972) door Rijksoverheid
(herzieningen tussen 1922 en 1983) |
Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1983) → |
Diverse wetten tot verandering in de Grondwet sinds de grondwetsherziening van 1922 tot de algehele grondwetsherziening van 1983. |
- 1938:
- Invoering van het instituut minister zonder portefeuille.
- Invoering van de mogelijkheid om openbare lichamen voor beroep en bedrijf in te stellen.
- 1948:
- Nieuwe rechtsorde Koninkrijk.
- Invoering instituut staatssecretaris.
- Buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.
- Inkomen afgetreden staatshoofd.
- 1953:
- Buitenlandse betrekkingen (internationale rechtsorde, stilzwijgende goedkeuring verdragen, afwijken Grondwet met 2/3 meerderheid).
- Schadeloosstelling leden EK.
- Schadeloosstelling leden TK.
- Toezicht gemeenten nog niet-provinciaal ingedeelde gebieden.
- Bepalingen betreffende de provincië.
- Uitbreiding aantal leden EK.
- Uitbreiding aantal leden TK.
- Vervangen term zee- en landmacht door krijgsmacht.
- Vervallen art. 198-199 (uitzenden dienstplichtigen naar overzeese Rijksdelen).
- Buitenlandse betrekkingen (stilzwijgende goedkeuring verdragen).
- Nieuwe rechtsorde (Statuut voor het Koninkrijk, vervallen Indonesië).
- Art. 90 en 195 (aanduiding krijgsmacht i.p.v. zee- en landmacht).
- 1963:
- Troonopvolging (vervallen begrip stamhuis).
- Leeftijd actief kiesrecht.
- Vervallen bepalingen over Nieuw-Guinea.
- Verlaging leeftijd lidmaatschap TK.
- 1972:
- Verlaging leeftijd kiesrecht.
- Uitkering en belastingvrijdom leden Koninklijk Huis.
- Schadeloosstelling leden TK.
- Additioneel artikel over verandering in GW bij alg.herziening.
- Vervallen art. 185 (financiële verhouding kerkgenootschappen).
- Lidmaatschap Koninklijk Huis.
- Vrijheid van onderwijs (versoepeling toezicht).