Overeenkomst voor de vervolging en bestraffing van de grote oorlogsmisdadigers van de Europese As

Uit Wikisource

Verdrag van London 1945

Type Multilateraal
Ondertekening 8 augustus 1945 in London
Inwerkingtreding 8 augustus 1945
Brontaal Engels, Frans en Russisch
Vertaling Officiële Nederlandse
Leden 24
Bron Wetten.nl
Auteursrecht Publiek domein
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Verdrag van London 1945 op Wikipedia

Overeenkomst tusschen de Regeering van het Vereenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland, de Regeering van de Vereenigde Staten van Amerika, de Voorloopige Regeering van de Fransche Republiek en de Regeering van de Unie van Socialistische Sowjet-Republieken voor de vervolging en bestraffing van de groote oorlogsmisdadigers van de Europeesche As.[bewerken]

Londen, 8 Augustus 1945.

Aangezien de Vereenigde Naties van tijd tot tijd verklaringen hebben afgelegd omtrent haar bedoeling, dat oorlogsmisdadigers zullen worden berecht;

En aangezien de Verklaring van Moskou van 30 October 1943 met betrekking tot Duitsche wreedheden in bezet Europa bepaalde, dat die Duitsche officieren en manschappen en leden van de Nazi-partij, die verantwoordelijk zijn geweest voor of door hun toestemming te geven hebben deelgenomen aan wreedheden en misdrijven, zullen worden teruggezonden naar de landen, waar hun afschuwelijke daden werden verricht, opdat zij overeenkomstig de wetten van deze bevrijde landen en van de vrije Regeeringen, die aldaar zullen worden opgericht, zullen worden berecht en gestraft;

En aangezien vastgesteld werd, dat deze Verklaring geen inbreuk zou maken op de zaak van de groote misdadigers, wier misdrijven niet aan een bijzondere aardrijkskundige plaats gebonden zijn en die gestraft zullen worden door de gezamenlijke beslissing van de Regeeringen van de Geallieerden;

Zoo is het, dat de Regeering van het Vereenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland, de Regeering van de Vereenigde Staten van Amerika, de Voorloopige Regeering van de Fransche Republiek en de Regeering van de Unie van Socialistische Sowjet-Republieken (hieronder genoemd „de Onderteekenaars”), die in het belang van alle Vereenigde Naties handelen, door tusschenkomst van hun van behoorlijke volmachten voorziene vertegenwoordigers, deze Overeenkomst hebben gesloten.

Artikel 1

Er zal na overleg met den Raad van Toezicht voor Duitschland een Internationale Militaire Rechtbank worden ingesteld voor de berechting van oorlogsmisdadigers, wier misdrijven niet aan een bijzondere aardrijkskundige plaats gebonden zijn, hetzij zij beschuldigd worden individueel, hetzij in hun hoedanigheid van leden van organisaties of groepen of wel in beide hoedanigheden.

Artikel 2

De samenstelling, rechtsmacht en functies van de Internationale Militaire Rechtbank zullen zijn als uiteengezet in het Handvest, dat aan deze Overeenkomst is toegevoegd, welk Handvest een integreerend deel van deze Overeenkomst vormt.

Artikel 3

Ieder van de Onderteekenaars zal de noodige stappen doen om voor het onderzoek van de beschuldigingen en de berechting de groote oorlogsmisdadigers ter beschikking te stellen, die door hen in hechtenis worden gehouden, en die door de Internationale Militaire Rechtbank zullen worden berecht. De Onderteekenaars zullen eveneens al het mogelijke doen om voor het onderzoek van de beschuldigingen en de berechting voor de Internationale Militaire Rechtbank zoodanige groote oorlogsmisdadigers, die zich niet bevinden op de grondgebieden van een van de Onderteekenaars, beschikbaar te stellen.

Artikel 4

Niets in deze Overeenkomst zal inbreuk maken op de bepalingen vastgesteld door de Verklaring van Moskou betreffende den terugkeer van oorlogsmisdadigers naar de landen, waar zij hun misdrijven hebben begaan.

Artikel 5

Iedere Regeering van de Vereenigde Naties kan tot deze Overeenkomst toetreden door middel van een kennisgeving langs diplomatieken weg aan de Regeering van het Vereenigd Koninkrijk, welke Regeering de andere onderteekenende en toetredende Regeeringen in kennis zal stellen van iedere zoodanige toetreding.

Artikel 6

Niets in deze Overeenkomst zal inbreuk maken op de rechtsmacht of de bevoegdheden van een nationale rechtbank of van een rechtbank van een bezetter, welke voor de berechting van oorlogsmisdadigers opgericht is of opgericht zal worden op Geallieerd grondgebied of in Duitschland.

Artikel 7

Deze Overeenkomst zal in werking treden op den dag van onderteekening en zal van kracht blijven voor den termijn van één jaar en zal daarna blijven gelden, behoudens het recht van iederen Onderteekenaar om langs diplomatieken weg met een opzeggingstermijn van één maand zijn voornemen te kennen te geven deze Overeenkomst te beëindigen. Deze beëindiging zal geen inbreuk maken op een proces, dat reeds is begonnen, of op een uitspraak, die reeds krachtens deze Overeenkomst is gegeven.

Ter oorkonde waarvan de ondergeteekenden deze Overeenkomst hebben onderteekend.

Gedaan in viervoud te Londen op dezen 8sten dag van Augustus 1945, ieder van deze in het Engelsch, Fransch en Russisch, met dien verstande, dat ieder van deze teksten gelijkelijk authentiek zal zijn.

HANDVEST VAN DE INTERNATIONALE MILITAIRE RECHTBANK.[bewerken]

I. Samenstelling van de Internationale Militaire Rechtbank.[bewerken]

Artikel 1

Krachtens het Verdrag dat op 8 Augustus 1945 door de Regeering van het Vereenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-lerland, de Regeering van de Vereenigde Staten van Amerika, de Voorloopige Regeering van de Fransche Republiek en de Regeering van de Unie van Socialistische Sowjet-Republieken is onderteekend, zal worden opgericht een Internationale Militaire Rechtbank (hieronder genoemd „de Rechtbank”) voor de rechtvaardige en snelle berechting en bestraffing van de groote oorlogsmisdadigers van de Europeesche As.

Artikel 2

De Rechtbank zal bestaan uit vier leden, ieder met een plaatsvervanger. Eén lid en één plaatsvervanger zullen door ieder van de Onderteekenaars worden benoemd. De plaatsvervangers zullen, voor zoover zij daartoe in staat zijn, tegenwoordig zijn bij alle zittingen van de Rechtbank. Ingeval van ziekte van een lid van de Rechtbank of indien een lid om een andere reden niet in staat is zijn functies te vervullen, zal zijn plaatsvervanger zijn plaats innemen.

Artikel 3

Noch de Rechtbank noch haar leden noch hun plaatsvervangers kunnen door het Openbaar Ministerie of door de verdachten of hun raadslieden worden gewraakt. Iedere Onderteekenaar kan zijn lid van de Rechtbank of diens plaatsvervanger om redenen van gezondheid of om andere geldige redenen vervangen, met dien verstande, dat tijdens de terechtzitting geen andere vervanging mag plaats hebben dan door een plaatsvervanger.

Artikel 4

  • (a) De aanwezigheid van alle vier leden van de Rechtbank, of van den plaatsvervanger voor een lid, dat afwezig is, zal noodig zijn om het quorum te vormen.
  • (b) De leden van de Rechtbank zullen, voordat een proces begint, met elkander tot overeenstemming komen omtrent de verkiezing tot Voorzitter van een van hen, en de Voorzitter zal gedurende dat proces deze functie vervullen, tenzij met de stemmen van niet minder dan drie leden anders zal worden overeengekomen. Het beginsel van rouleering van het voorzitterschap voor opeenvolgende processen wordt aanvaard. Indien echter een zitting van de Rechtbank plaats heeft op het grondgebied van één van de vier Onderteekenaars, zal de vertegenwoordiger van dien Onderteekenaar in de Rechtbank presideeren.
  • (c) Behoudens hetgeen hierboven is bepaald zal de Rechtbank haar beslissingen nemen met gewone meerderheid en indien de stemmen staken, is de stem van den Voorzitter beslissend, met dien verstande evenwel, dat schuldigbevindingen en vonnissen alleen kunnen worden uitgesproken, indien minstens drie leden van de Rechtbank zich hiervoor uitspreken.

Artikel 5

Ingeval van noodzaak en naar gelang van het aantal zaken, die berecht moeten worden, kunnen andere Rechtbanken worden ingesteld; de oprichting, functies en procedure van iedere Rechtbank zullen identiek zijn en zullen door dit Handvest worden beheerscht.

II. Rechtsmacht en algemeene beginselen.[bewerken]

Artikel 6

De Rechtbank, die door de Overeenkomst bedoeld in art. 1 wordt ingesteld voor de berechting en bestraffing van de groote oorlogsmisdadigers van de landen van de Europeesche As, zal de bevoegdheid hebben personen te berechten en te bestraffen, die, handelende in het belang van de landen van de Europeesche As, hetzij individueel, hetzij als leden van organisaties, een van de volgende misdrijven hebben begaan.

De volgende handelingen, of een van deze, zijn misdrijven, die vallen binnen de rechtsmacht van de Rechtbank en waarvoor individueele aansprakelijkheid zal bestaan:

  • (a) Misdrijven tegen den vrede: namelijk het maken van plannen voor, het voorbereiden van, het nemen van initiatief tot of het voeren van een aanvalsoorlog of een oorlog in strijd met internationale verdragen, overeenkomsten of verzekeringen, of deelneming aan een gemeenschappelijk plan of samenzwering voor het verrichten van een van de bovengenoemde handelingen;
  • (b) Oorlogsmisdrijven: namelijk schendingen van de wetten of gebruiken van den oorlog. Zoodanige schendingen zullen omvatten, doch niet beperkt zijn tot moord, mishandeling, of deportatie, met het oog op slavenarbeid of voor eenig ander doel, van de burgerbevolking van of in bezet grondgebied, moord of mishandeling van krijgsgevangenen of van personen op zee, het dooden van gijzelaars, plundering van openbaren of particulieren eigendom, willekeurige vernietiging van steden, plaatsen of dorpen, of verwoesting, welke niet door militaire noodzaak gerechtvaardigd was;
  • (c) Misdrijven tegen de menschelijkheid: namelijk moord, uitroeiing, het in slavernij voeren, deportatie en andere onmenschelijke handelingen, die vóór of gedurende den oorlog bedreven zijn tegen burgerbevolking; of vervolgingen op grond van politiek, ras of godsdienst ter uitvoering van of in verband met eenig misdrijf behoorende tot de rechtsmacht van de Rechtbank, onverschillig of deze geschiedden al dan niet in strijd met het nationale recht van het land, waar deze daden werden bedreven.

Leiders, organisatoren, zij die hebben uitgelokt en medeplichtigen, die hebben deelgenomen aan het opstellen of het uitvoeren van een gemeenschappelijk plan of samenzwering om een van de bovengenoemde misdrijven te begaan, zijn aansprakelijk voor alle daden, die door personen ter uitvoering van dit plan zijn verricht.

Artikel 7

De officieele positie van de verdachten, hetzij als Staatshoofden, hetzij als verantwoordelijke ambtenaren in Regeeringsdepartementen, zal niet geacht worden deze personen te bevrijden van hun aansprakelijkheid of als een reden tot verlichting van hun straf gelden.

Artikel 8

Het feit, dat de verdachte heeft gehandeld krachtens een bevel van zijn Regeering of van een boven hem gestelden, zal hem niet bevrijden van zijn aansprakelijkheid, doch zal kunnen worden beschouwd als reden tot verzachting van zijn straf, indien de Rechtbank beslist, dat de rechtvaardigheid zulks vereischt.

Artikel 9

Bij het proces van een individueel lid van een groep of organisatie kan de Rechtbank verklaren (in verband met eenige handeling, waaraan de persoon kan worden schuldig bevonden), dat de groep of organisatie, waarvan de persoon lid was, een misdadige organisatie was.

Na ontvangst van de telastelegging zal de Rechtbank op de wijze als zij gewenscht oordeelt bekend maken, dat het Openbaar Ministerie het voornemen heeft aan de Rechtbank te verzoeken, een zoodanige verklaring te geven en ieder lid van de organisatie zal alsdan bevoegd zijn aan de Rechtbank toestemming te vragen om door haar gehoord te worden omtrent de vraag van het misdadige karakter van de organisatie. De Rechtbank zal de bevoegdheid hebben deze aanvrage toe te staan of af te wijzen. Indien de aanvrage wordt toegestaan, kan de Rechtbank bepalen, op welke wijze de aanvragers zullen worden vertegenwoordigd en gehoord.

Artikel 10

In gevallen, waarin een groep of organisatie door de Rechtbank wordt verklaard misdadig te zijn, zal de bevoegde nationale autoriteit van ieder der Onderteekenaars het recht hebben, personen voor nationale of militaire rechtbanken of rechtbanken van een bezetter te doen berechten op grond van hun lidmaatschap van zoodanige groep of organisatie. In ieder zoodanig geval wordt het misdadige karakter van de groep of organisatie geacht te zijn bewezen en zal niet meer betwist kunnen worden.

Artikel 11

Een persoon, die door de Rechtbank is schuldig bevonden, kan voor een nationale of militaire rechtbank of een rechtbank van een bezetter als bedoeld in art. 10 van dit Handvest worden beschuldigd van een ander misdrijf dan dat van lidmaatschap van een misdadige groep of organisatie, en deze laatste rechtbank kan hem, na hem schuldig te hebben bevonden, een straf opleggen, die onafhankelijk is van en wordt toegevoegd aan de straf, waartoe de Rechtbank hem heeft veroordeeld wegens deelneming aan de misdadige handelingen van een zoodanige groep of organisatie.

Artikel 12

De Rechtbank zal het recht hebben de strafzaak tegen een persoon, beschuldigd van misdrijven als aangegeven in art. 6 van dit Handvest, in zijn afwezigheid te behandelen, indien hij niet gevonden is of indien de Rechtbank om een of andere reden het in het belang van het recht noodzakelijk oordeelt om het verhoor in zijn afwezigheid te doen plaats hebben.

Artikel 13

De Rechtbank zal regelen opstellen voor haar procedure. Deze regelen zullen niet in strijd zijn met de bepalingen van dit Handvest.

III. Comité voor het onderzoek en de vervolging van de groote oorlogsmisdadigers.[bewerken]

Artikel 14

Iedere Onderteekenaar zal een Hoofdaanklager voor het onderzoek van de beschuldigingen tegen en de vervolging van de groote oorlogsmisdadigers benoemen.

De Hoofdaanklagers zullen als Comité optreden voor de volgende doeleinden:

  • (a) om een plan vast te stellen voor het individueele werk van ieder van de Hoofdaanklagers en zijn staf,
  • (b) om de definitieve aanwijzing te doen van de groote oorlogsmisdadigers, die door de Rechtbank zullen worden berecht,
  • (c) om de telastelegging en de daarbij over te leggen stukken goed te keuren,
  • (d) om de telastelegging en de daarbij behoorende stukken bij de Rechtbank in te dienen,
  • (e) om ontwerp-regelen voor de procedure als bedoeld in art. 13 van dit Handvest te ontwerpen en ter goedkeuring aan de Rechtbank aan te bevelen. De Rechtbank zal de bevoegdheid hebben, de aldus aanbevolen regelen, met of zonder amendementen, aan te nemen of te verwerpen.

Het Comité zal bij alle bovenvermelde aangelegenheden met gewone meerderheid beslissen en een Voorzitter aanwijzen, zooals geschikt zal voorkomen en in overeenstemming met het beginsel van rouleering, met dien verstande, dat, indien de stemmen staken omtrent de aanwijzing van een verdachte, die door de Rechtbank moet worden berecht, of omtrent de misdrijven, waarvan hij zal worden beschuldigd, dat voorstel zal zijn aangenomen, dat gedaan is door de partij, die voorstelde, dat de betrokken verdachte zou worden berecht of de bedoelde beschuldigingen tegen hem zouden worden ingebracht.

Artikel 15

De Hoofdaanklagers zullen individueel en in samenwerking met elkander voorts de volgende functies op zich nemen:

  • (a) het onderzoek, het verzamelen en het produceeren vóór of tijdens de terechtzitting van alle noodzakelijk bewijs,
  • (b) het voorbereiden van de telastelegging ter goedkeuring door het Comité overeenkomstig art. 14, sub (c), van dit Handvest,
  • (c) het voorloopige verhoor van alle noodige getuigen en van de verdachten,
  • (d) als aanklager optreden in de terechtzitting,
  • (e) vertegenwoordigers aanwijzen ter uitvoering van zoodanige functies als hun kunnen worden toegewezen.
  • (f) zoodanige andere zaken verrichten als hun met het oog op de voorbereiding en het houden van de terechtzitting noodzakelijk zal voorkomen.

Het is wel te verstaan, dat geen getuige of verdachte, die door een der Onderteekenaars in hechtenis is gehouden, zonder diens toestemming aan de rechtsmacht van dezen Onderteekenaar zal worden onttrokken.

IV. Rechtvaardige berechting van de verdachten.[bewerken]

Artikel 16

Ten einde aan de verdachten een rechtvaardige berechting te verzekeren, zal de volgende procedure worden gevolgd:

  • (a) De telastelegging zal volledige gegevens bevatten, die in bijzonderheden de beschuldigingen tegen de verdachten zullen aangeven. Een afschrift van de telastelegging en van alle stukken, die met de telastelegging worden ingediend, zullen, vertaald in een taal, welke hij verstaat, een behoorlijken tijd vóór de terechtzitting aan den verdachte worden verstrekt.
  • (b) Gedurende een voorloopig verhoor van een verdachte of in een terechtzitting zal deze het recht hebben, alle gewenschte verklaringen te geven met betrekking tot de tegen hem ingebrachte beschuldigingen.
  • (c) Een voorloopig verhoor van een verdachte en de terechtzitting zullen in een taal, die de verdachte verstaat, worden gevoerd of daarin worden vertaald.
  • (d) Een verdachte zal het recht hebben voor de Rechtbank zijn eigen verdediging te voeren of den bijstand te hebben van raadslieden.
  • (e) Een verdachte zal het recht hebben, hetzij zelf hetzij door tusschenkomst van zijn raadslieden, bij het proces bewijs aan te brengen tot steun van zijn verdediging, en iederen getuige, die door het Openbaar Ministerie is opgeroepen, aan een kruisverhoor te onderwerpen

V. Bevoegdheden van de Rechtbank en het voeren van het proces.[bewerken]

Artikel 17

De Rechtbank zal de bevoegdheid hebben:

  • (a) getuigen op te roepen voor de terechtzitting en hun aanwezigheid alsmede getuigenverklaringen te verlangen en vragen tot hen te richten,
  • (b) iederen verdachte te ondervragen,
  • (c) het overleggen van stukken en ander bewijsmateriaal te verlangen,
  • (d) getuigen den eed te doen afleggen,
  • (e) ambtenaren aan te stellen voor de uitvoering van een of andere opdracht, die door de Rechtbank is omschreven, met inbegrip van de bevoegdheid om bij rogatoire commissie bewijs te verkrijgen.

Artikel 18

De Rechtbank zal:

  • (a) de terechtzitting strikt beperken tot een snel verhoor omtrent de punten, die door de beschuldigingen zijn opgeworpen,
  • (b) strenge maatregelen nemen om iedere actie te voorkomen, die onredelijk uitstel zou veroorzaken, en niet ter zake dienende punten en verklaringen van welken aard ook buiten de orde stellen,
  • (c) snel recht doen met betrekking tot iedere weerspannigheid, waarbij een passende straf kan worden opgelegd met inbegrip van het uitsluiten van een verdachte of zijn raadslieden van eenige of alle verdere zittingen, maar zonder dat inbreuk wordt gemaakt op het beslissen omtrent de beschuldigingen.

Artikel 19

De Rechtbank zal niet gebonden zijn aan technische regelen inzake bewijs. Zij zal in de grootst mogelijke mate een snelle en niet-technische procedure aanvaarden en toepassen en zal ieder bewijs toelaten, waarvan zij oordeelt, dat het bewijswaarde heeft.

Artikel 20

De Rechtbank kan inlichtingen vragen omtrent den aard van ieder bewijs, voordat dit wordt aangeboden, zoodat zij kan beslissen omtrent de vraag of het ter zake dienende is.

Artikel 21

De Rechtbank zal geen bewijs vragen van feiten, die algemeen bekend zijn, maar zal daarvan van rechtswege kennis nemen. Zij zal eveneens van rechtswege kennis nemen van officieele regeeringsstukken en rapporten van de Vereenigde Naties, met inbegrip van de akten en stukken van de comité's, die in de verschillende Geallieerde landen zijn ingesteld voor het onderzoek van oorlogsmisdrijven, evenals de processen-verbaal en uitspraken van militaire of andere Rechtbanken van een van de Vereenigde Naties.

Artikel 22

De permanente zetel van de Rechtbank zal zijn te Berlijn. De eerste bijeenkomsten van de leden van de Rchtbank en van de Hoofdaanklagers zullen gehouden worden te Berlijn op een plaats, die door den Raad van Toezicht voor Duitschland zal worden aangewezen. Het eerste proces zal gehouden worden te Neurenberg en alle volgende processen zullen worden gehouden in zoodanige plaatsen als de Rechtbank zal beslissen.

Artikel 23

Een of meer van de Hoofdaanklagers kunnen deelnemen aan de vervolging in iedere terechtzitting. De functie van een Hoofdaanklager kan door hem persoonlijk worden vervuld, of door een persoon of personen, die daartoe door hem gemachtigd zijn.

De functie van raadsman voor een verdachte kan op verzoek van den verdachte worden vervuld door een raadsman, die beroepshalve bevoegd is voor den rechter van zijn eigen land te pleiten, of door eenig ander persoon, die daartoe door de Rechtbank in het bijzonder kan worden gemachtigd.

Artikel 24

De procedure tijdens de terechtzitting zal zijn als volgt:

  • (a) De telastelegging zal ter terechtzitting worden voorgelezen.
  • (b) De Rechtbank zal iederen verdachte vragen, of hij zich „schuldig” of „niet schuldig” acht.
  • (c) Het Openbaar Ministerie zal een inleidende verklaring afleggen.
  • (d) De Rechtbank zal aan het Openbaar Ministerie en aan de verdediging vragen, welk bewijs zij eventueel aan de Rechtbank wenschen aan te bieden, en de Rechtbank zal beslissen omtrent de toelaatbaarheid van zoodanig bewijs.
  • (e) De getuigen, die door het Openbaar Ministerie zijn opgeroepen, zullen worden verhoord en daarna de getuigen van de verdediging. Vervolgens zal hetzij door het Openbaar Ministerie, hetzij door de verdediging zoodanig tegenbewijs worden aangebracht als de Rechtbank toelaatbaar acht.
  • (f) De Rechtbank kan te allen tijde aan iederen getuige en aan iederen verdachte iedere vraag stellen.
  • (g) Het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen iederen getuige en iederen verdachte, die getuigenverklaringen aflegt, ondervragen, en hem aan een kruisverhoor kunnen onderwerpen.
  • (h) De verdediging zal ter terechtzitting het woord voeren.
  • (i) Het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting het woord voeren.
  • (j) Iedere verdachte kan een verklaring afleggen tegenover de Rechtbank.
  • (k) De Rechtbank zal een oordeel uitspreken en een vonnis vellen.

Artikel 25

Alle officieele stukken zullen worden overgelegd en de geheele procesvoering zal worden gehouden in het Engelsch, Fransch en Russisch, alsmede in de taal van den verdachte. Het proces-verbaal zal in de taal van het land, waar de Rechtbank zitting hoeft, worden vertaald voor zoover als de Rechtbank dit in het belang van het recht en de openbare meening wenschelijk acht.

VI. Oordeel en vonnis.[bewerken]

Artikel 26

Het oordeel van de Rechtbank betreffende de schuld of de onschuld van een verdachte zal de redenen aangeven, waarop het is gegrond; het zal definitief zijn en niet vatbaar voor herziening.

Artikel 27

De Rechtbank zal het recht hebben een verdachte, wanneer deze schuldig wordt bevonden, de doodstraf of een zoodanige andere straf op te leggen als zij zal beslissen, dat rechtvaardig is.

Artikel 28

Boven iedere straf, die door de Rechtbank wordt opgelegd, zal de Rechtbank het recht hebben aan den schuldig bevonden persoon gestolen goederen te ontnemen, en te bevelen, dat deze goederen worden afgeleverd aan den Raad van Toezicht voor Duitschland.

Artikel 29

Ingeval van schuld zullen de vonnissen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bevelen van den Raad van Toezicht voor Duitschland, die te allen tijde de vonnissen kan verzachten of anderszins wijzigen, maar die niet de gestrengheid daarvan kan vermeerderen. Indien de Raad van Toezicht voor Duitschland, nadat een verdachte schuldig is bevonden en een vonnis over hem is uitgesproken, nieuw bewijs ontdekt, waarop naar zijn oordeel een nieuwe beschuldiging tegen hem zou kunnen worden gegrond, zal de Raad dienovereenkomstig rapporteeren aan het Comité, dat ingesteld is krachtens art. 14 van dit Handvest, opdat dit Comité zoo zal optreden als het, in aanmerking genomen de belangen van het recht, gewenscht zal oordeelen.

VII. Kosten[bewerken]

Artikel 30

De kosten van de Rechtbank en van de processen zullen door de Onderteekenaars worden geboekt op rekening van de fondsen, bestemd voor het in stand houden van den Raad van Toezicht voor Duitschland.