Het Rotterdamsch Parool/Jaargang 12/Nummer 288/Met geduld bouwt men schepen als kastelen

Uit Wikisource
‘Met geduld bouwt men schepen als kastelen. Gestage arbeid welke enige jaren kost’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit Het Rotterdamsch Parool, zaterdag 6 december 1952, p. 6. Publiek domein in de EU.
[ 6 ]

Met geduld bouwt men schepen als kastelen

Gestage arbeid welke enige jaren kost


ZO lang als er schepen varen — heel ver terug in de geschiedenis dus — zijn er mensen geweest, die er hun genoegen in vonden van een schip een meer of minder gelijkend miniatuur te maken. Scheepsmodellen zijn al uit de Egyptische tijd bekend, zodat men wel kan zeggen, dat van de vele thans bestaande vormen van liefhebberij-techniek, die van de scheepsmodelbouw mogelijk de oudste is. Men heeft ze ongetwijfeld wel eens gezien de kleine of grotere modellen van schepen van allerlei soort en zich verbaasd over het geduld en de grote handvaardigheid, waarmee zulke fijne juweeltjes moeten zijn gebouwd. Er is nog meer reden tot verwondering, wanneer we een stapje verder gaan en iets te weten willen komen van de scheepsmodelbouwers zelf, het feit bijvoorbeeld dat het de geschiedenis door zulk een bescheiden soort mensen blijkt te zijn geweest, die zelden of nooit letterlijk en figuurlijk aan de weg timmerden. Zo is van practisch geen enkel van de dikwijls wonderlijk mooie modellen van oude zeilschepen, die door particulieren of door musea zorgvuldig worden bewaard, bekend wie de eigenlijke bouwer is geweest. Hoogst zelden komt het voor, dat bij een restauratie bijv. in de holle romp een papiertje of een ingekraste aantekening wordt ontdekt met gegevens omtrent de maker.

Liefhebberij

TOCH zijn ze er, de bescheiden scheepsmodelbouwers, ook thans nog alom in het land! Het zijn zeker niet alleen oud-zeelieden, die zich met deze liefhebberij bezig houden, gedreven door een soort heimwee naar de goede oude tijd, toen ze nog als jongmaatje op een zeilschip monsterden. Mensen van allerlei stand en beroep als een tandarts, een cargadoor, een fabrikant, een journalist, een gemeente-ambtenaar of een kantoorbediende kunnen zijn gevangen door het in hun ogen zoveel voldoening gevende werk van het maken van een schip in miniatuur. Een ieder leeft zijn liefhebberij op zijn manier uit. De een bouwt aan een zeilschip uit vroeger tijd en snuffelt met het grootste plezier in elk boek over de zeilvaart dat hij maarte pakken kan krijgen, om toch vooral zeker te zijn van de juiste vorm van romp, masten, tuigage en verdere uitrusting van zijn model. Een ander weer voelt meer voor de weergave van een modern schip en ook in deze categorie zijn weer allerlei variaties mogelijk als een varend schip, een z.g. showmodel, een waterlijnmodel of een inwendig te verlichten schip.


Een fraai schip, tentoongesteld in het Maritiem Museum „Prins Hendrik” te Rotterdam, de kanonneerboot van Van Speyk. Het schip werd in 1834 op tragische wijze op de rede van Antwerpen vernietigd, maar een natuurgetrouwe copie, zeldzaam fijn tot in de kleinste details nagebouwd, blijft voor het nageslacht bewaard.


EEN natuurgetrouw model van een groot, modern passagiersschip, zet zonder blikken of blozen onze bescheiden modelbouwer op stapel, zonder zelfs te kunnen overzien hoeveel gestage arbeid hem dat enige jaren lang kosten zal.
Er moet een bepaalde bezieling van deze liefhebberij uitgaan om zo’n enorm karwei geheel vrijwillig te beginnen en te voltooien. Zie maar eens, het schip van onze modelbouwer wordt een paar meter lang en zal inwendig met electrische lampjes worden verlicht. En daarom komen in de wand van het van spanten en huidstukken vervaardigde casco opengewerkte patrijspoorten. Honderden gaatjes worden avond in avond uitgeboord en zuiver op maat bijgevijld. Hetzelfde zal gebeuren met ramen en deuren in de verdere opbouw. Dan komen de talloze onderdelen als verschansingen, sloepen en davits, schoorstenen, luikhoofden, lieren, masten en laadbomen, luchtkokers, luchtverversingskanalen, een te lange lijst om hier op te noemen.
Overdag eist een totaal ander werk hem op, maar in vrije uren maakt hij zich daarvan volkomen los en voelt hij zich de scheepsbouwer, die alles voor het zeggen heeft; die een schip onder eigen handen langzaam maar zeker groeien ziet. Hij verlangt ernaar telkens weer een nieuw onderdeel gereed te hebben en te genieten van het resultaat daarvan als het op het model is geplaatst. Hier is, geloven wij, de bron van het doorzettingsvermogen, dat een dergelijk werk vereist, het verlangen het schip voortdurend te zien groeien. Wanneer het werk eenmaal is voltooid en het kleine passagiersschip daar ligt als in een onwerkelijke wereld, zacht flonkerend licht uitstralend uit honderden patrijspoorten en ramen, krijgt onze nu toch wel trotse modelbouwer niet genoeg van het kijken ernaar met een even gretige blik als een jongeman naar zijn geliefde!

Musea

NIET alle scheepsmodelbouw wordt als liefhebberij bedreven. Naast fabrieken, die zich bezighouden met het vervaardigen van door werven of rederijen bestelde miniatuurvaartuigen, worden ook modellen gebouwd en veel gerestaureerd in de verschillende musea van ons land. De oude zeilschepen zijn helaas zo goed als verdwenen van de zeeën, doch in de musea leven zij voort en de restaurateurs van deze instellingen hebben de belangrijke taak, dat dit nog in lengte van jaren duren zal.
Het Maritiem Museum „Prins Hendrik” te Rotterdam, sinds enkele jaren ondergebracht in een prachtig modern gebouw, waar onder leiding van de directeur, dr C. Nooteboom en zijn bekwame staf, een voortreffelijk ingerichte en sfeervolle tentoonstellingsgelegenheid is ontstaan, heeft in de loop van vele jaren honderden modellen van alle denkbare scheepstypen bijeengegaard of in bruikleen gekregen, een kostelijk bezit van grote historische waarde. Een intens genoegen is het zulk een verzameling enige tijd in alle rustte kunnen aanschouwen.


De modelbouwer verdiept in zijn werk. Rustig worden latje voor latje de dekplanken gelegd, ’n geduldkarweitje! Maar het resultaat wordt fraai en zeker het vele werk waard...


De heer C. van der Kellen, restaurateur van het museum, vertelde ons iets over de zorg, die de instandhouding van zulk een „scheepspark” vraagt. Licht en lucht hebben de jaren door een verwoestende inwerking op het model. Op een gegeven ogenblik kunnen bijvoorbeeld de draden van het tuig tussen de vingers tot poeder worden fijn gewreven, totaal verteerd! Dan is het ogenblik gekomen, dat de restaurateur, de modelbouwer van professie, moet ingrijpen. Hij vernieuwt het tuig, repareert gedeelten van romp of ander houtwerk, dat door de houtworm is aangevreten en waakt er daarbij zorgvuldig voor dat de gehele restauratie historisch volkomen verantwoord geschiedt en niets van het oorspronkelijk karakter van ’t modelschip verloren gaat. Het behoeft waarlijk geen nader betoog, dat een dergelijk werk naast een uitgebreide kennis van het antieke zeilschip in zijn ontelbare vormen, een gedegen vakmanschap vergt. Er staan wonderlijk mooie scheepsmodellen in het museum, door hun fraaie lijnen en kleuren een lust voor het oog. De onbekende bouwers ervan moeten stuk voor stuk artisten zijn geweest. Onze restaurateur verzekert ons, dat men tegenwoordig tevergeefs naar zulke artisten zoeken zal. Wij daarentegen menen, dat de man, die een zwaar door de tand des tijds aangetast model, soms meer wrak dan schip, weet om te toveren tot zijn oorspronkelijke gedaante, waaruit het karakter van de bouwer weer ten volle spreekt, met recht zelf aanspraak mag maken op deze titel. Aan hun arbeid, met zoveel toewijding en artistieke smaak verricht, danken wij het, dat een ieder, op welke dag hij maar wil, kan genieten van het harmonisch spel van vormen en tinten van het antieke zeilschip, als van een boeiend schilderij uiteen onherroepelijk voorbije tijd.