[ tweede blad, 1 ]De »Kölnische Zeitung” bevat een uitvoerig overzicht van de Memorie van Beantwoording van het Voorloopig Verslag over de Kanalenwet. De economische beteekenis van het kanaal door de Geldersche Vallei voor den Rijnhandel en de scheepvaart, zegt zij o. a., valt in het oog. Heden meer dan vroeger hangt het welslagen van alle productieve werkzaamheid af van de verstandige besparing van tijd en ruimte. Alwat de voedende kracht van den Rijn kan versterken en verjongen verdient de levendige opmerkzaamheid en sympathie van de Rijnlanders. De plannen van de Nederlandsche Regeering zijn daartoe bijzonder geschikt. Ze zijn het uitvloeisel van een onbevooroordeeld en dieper begrip der bestaande verhoudingen en worden even duidelijk als helder uitgesproken. Wij Duitschers, zegt zij, kunnen slechts wenschen, dat aan onze vlijtige naburen een lange reeks van gelukkige jaren van rust en vrede zal worden gegeven om aan de grootsche werken, welke zij onder de moeilijkste omstandigheden in den strijd met de elementen tot stand gebracht hebben, nieuwe grootsche scheppingen toe te voegen.
Ten slotte spreekt zij nog over een andere verbinding van den Rijn met Amsterdam, die van Duitsche zijde is voorgesteld. Het plan daarvan is uitvoerig ontwikkeld in een lezenswaardige brochure van den verdienstelijken waterbouwkundige, den inspecteur J. Schlichting te Wezel. Daar echter in dit geschrift niet voorkomt een berekening van de kosten voor de vaart van en naar het uitgangspunt van dit kanaal bij Rees, en evenmin de vermoedelijke duur wordt opgegeven van een reis van en naar Amsterdam op dit geprojecteerde kanaal, zoo ontbreekt ons hier het tertium comparationis, het punt van vergelijking, en wij moeten ons er dus toe bepalen om te wijzen op het onmiskenbare belang, dat het geprojecteerde kanaal zou hebben voor de verbeterde afwatering van het uitgestrekte dal tusschen Rijn en IJsel.