Naar inhoud springen

Historia Ecclesiastica gentis Anglorum/Boek I

Uit Wikisource
   Werk in uitvoering
Aan dit artikel wordt de komende tijd nog (druk) gewerkt.
Historia Ecclesiastica gentis Anglorum door Beda Venerabilis

Boek I

Boek II
Vertaling Jan D. Berends, 2008

1 - 2


OVER DE TOESTAND VAN BRITTANNIË EN IERLAND, EN VAN HUN OUDE BEWONERS

Brittannië, vroeger Albion genoemd, is een eiland dat op aanzienlijke afstand noordwestelijk tegenover de kusten van Germanië, Gallië en Hispania, die het grootste deel van Europa uitmaken, in de oceaan ligt. Het is richting het noorden 800 mijl lang bij 200 mijl breed, behalve waar enkele landtongen het eiland breder maken, de omtrek is zodoende 4875 mijl.[1] In het zuiden ligt Rutubi Portus, door de Engelsen verbasterd tot Reptacestir[2]het dichtst bij de kust van Belgisch Gallië. Vanaf hier is de afstand over zee tot Gessoriacum,[3] de dichtstbijzijnde kust van de Morini, vijftig mijl, of zoals sommige schrijvers zeggen 450 stadiën.[4] Aan de andere kant van het eiland, richting de grenzeloze oceaan, liggen de eilanden die de Orcades worden genoemd.
Het eiland is rijk aan graan en bomen en is prima geschikt om vee en lastdieren te houden. Op sommige plaatsen produceert het ook wijn, en het heeft verschillende soorten land- en watergevogelte in overvloed, ook is het bekend om zijn visrijke rivieren en vele bronnen. Het heeft een overmaat aan zalm en paling, zeehonden, dolfijnen en ook walvissen worden er veelvuldig gevangen; daarnaast vindt men er vele soorten schaaldieren zoals mossels met daarin vaak uitstekende parels met allerlei kleuren: rood, purper, violet, en groen maar meestal wit.

Er zijn zat slakken waarvan een scharlaken kleurstof wordt gemaakt, die nooit door de brandende zon vervaagt of door de regen uitspoelt maar bij het verouderen mooier wordt. Het heeft zoute en hete bronnen en vandaar stroomt water naar hete baden, geschikt voor alle leeftijden en sekses op verschillende locaties al gelang hun voorkeur. Want water, zoals Sint-Basilius zegt, wordt heet als het langs bepaalde metalen stroomt, niet zomaar heet maar gloeiend heet. Brittannië heeft ook vele ertsaderen zoals koper, ijzer, lood en zilver; en het produceert veel en uitstekend git een zwarte edelsteen die oplicht in vuur; in brand gestoken slangen verjaagt en als het door wrijven wordt opgewarmd blijft alles wat je er tegen aanhoudt, net als bij barnsteen, aan vast plakken. Het eiland was vroeger verfraaid met achtentwintig edele steden naast ontelbare kastelen die allemaal versterkt waren met muren, torens, poorten en poortdeuren. En omdat het bijna onder de Noordpool ligt zijn de nachten in de zomer licht, zodat om middernacht de toeschouwers vaak twijfelen of het nog schemert of dat de morgen eraan komt; immers als de zon 's nachts onder de aarde naar het oosten terugkeert is dat in de noordelijke streken niet ver weg. Daarom zijn de dagen in de zomer buitengewoon lang, daarentegen duren de nachten in de winter, omdat de zon zich naar het zuiden terugtrekt achttien uur. Dus de nachten zijn in de zomer buitengewoon kort: de kortste dag van het jaar heeft slechts zes uur tussen de dag- en nachtevening, terwijl in Armenië, Macedonië, Italië en andere landen op dezelfde breedte de langste dag vijftien uur en de kortste dag negen uur telt.

Volgens het getal van de boeken, waarin de Goddelijke wet is geschreven, bevat het eiland nu vijf naties, de Engelsen, de Britten, de Schotten,[5] de Picten en de Latijnen, ieder met zijn eigen taal, bezig met de verheven studie van de Goddelijke waarheid. Overigens is, door de studie van de Schrift, het Latijn de gemeenschappelijke taal geworden. Oorspronkelijk had het eiland geen andere inwoners dan de Britten, waaraan het zijn naam heeft ontleend die, zoals is vermeld, vanuit Armorica de zuidelijke delen in bezit namen. Toen zij vanuit het zuiden zich meester hadden gemaakt van het grootste deel van het eiland, gebeurde het, zoals vermeld, dat het volk van de Picten, afkomstig uit Scythia,[6] in enkele oorlogsschepen de zee opgingen, waar ze door de wind voorbij de kusten van Brittannië afdreven en op de noordkust van Hibernia landden.[7] Daar troffen zij de Schotten, die ze smeekten om zich tussen hen te mogen vestigen maar ze slaagden er niet in gehonoreerd te worden. Hibernia is na Brittannië het grootste eiland en ligt er ten westen van, maar naar het noorden is het korter dan Brittannië, aan de andere kant strekt het zich verder naar het zuiden uit, tot aan het noordelijk deel van Hispanië alhoewel er een brede zee tussen ligt. Zoals gezegd kwamen de Picten over zee op dit eiland en wilden een plek toebedeeld krijgen om zich te vestigen. De Schotten antwoordden dat er geen plaats voor hen beiden was, maar ze zeiden: “We kunnen jullie goede raad geven over wat je kunt doen; we weten dat er oostwaarts nog een eiland is, niet ver van het onze, dat we vaak, op een heldere dag van verre, kunnen zien. Als jullie willen, kunnen jullie je daar vestigen en als ze je willen tegenhouden dan zullen wij je helpen”. Aldus zeilden de Picten naar Brittannië en begonnen de noordelijke delen te bewonen, want de Britten bezetten al het zuiden. Nu hadden de Picten geen vrouwen en zij vroegen de Schotten daarom; die wilden daar niet op ingaan om geen andere reden dan dat, als er een probleem zou opdoemen, de Picten eerder een koning van het vrouwelijke- dan van het mannelijke geslacht zouden kiezen, hetgeen onder hen tot op de dag van vandaag de gewoonte is.

In de loop van de tijd ontving Brittannië, naast de Britten en de Picten, een derde volk: de Schotten die onder hun leider Reuda uit Hibernia kwamen en vriendelijk of gewapenderhand de nederzettingen, die ze al tussen de Picten bezaten, voor zichzelf zeker stelden. Naar de naam van hun aanvoerder worden zij tot vandaag Dalreudins genoemd, in hun taal wijst het woord Dal daar gedeeltelijk naar.

Hibernia overtreft Brittannië in omvang, welvaart en heldere lucht. Sneeuw ligt hier zelden langer dan drie dagen, niemand hooit zomers voor een wintervoorraad of bouwt stallen voor zijn lastdieren. Er worden geen reptielen gevonden en geen slang kan er overleven, want overgebracht uit Brittannië sterven ze vaak zodra het schip de kust nadert en de geur van de lucht hen bereikt. In tegendeel bijna alles op het eiland werkt goed tegen gif. We weten zelfs, dat wanneer mensen door slangen zijn gebeten, het drinken van een aftreksel van houtsnippers uit Hibernia onmiddellijk het zich verspreidende gif uitdrijft en de zwelling verzacht.
Het eiland is rijk aan melk en honing, ook is er geen gebrek aan druivenranken, vis of gevogelte en het is bekend om zijn herten en geiten. Het is eigenlijk het vaderland van de Schotten, die zoals gezegd, daarvandaan in Brittannië een derde volk aan de Britten en Picten toevoegden.

Er is (in Brittannië) een zeer grote zeeinham [8] die eertijds het volk van de Picten van de Britten scheidde. Deze baai loopt van het westen landinwaarts waar tot aan vandaag de sterke stad van de Britten, Alcluith[9] genaamd staat. Zoals we verteld hebben, vestigden de Schotten zich blijkbaar, op de plek waar ze aankwamen, aan de noordkant van de baai.[10]

GAIUS JULIUS CAESAR, DE EERSTE ROMEIN DIE NAAR BRITTANNIË GING


Brittannië was tot aan Gaius Julius Caesar voor de Romeinen in feite onbereikbaar en zelfs onbekend. In het jaar 693, gerekend vanaf de bouw van Rome, in het zestiende jaar voor de werkelijke menswording van de Heer, bekleedde hij samen met Lucius Bibulus het ambt van Consul.
In de tijd dat hij oorlog voerde tegen de Germaanse en Gallische volken, die slechts door de Rijn gescheiden waren, belandde hij bij de Morini, waar de dichtst bijzijnde en kortste oversteek naar Brittannië is. Caesar rustte ongeveer tachtig transport- en oorlogsschepen uit en voer naar Brittannië over, waar hij eerst door een bitter gevecht afgemat raakte en vervolgens aan een noodweer het hoofd moest bieden. Het grootste deel van zijn vloot, geen gering aantal soldaten en zo goed als zijn gehele cavalerie werden vernietigd.
Teruggekeerd in Gallië, detacheerde hij de legioenen in winterkamp en gaf hij opdracht 600 transport- en oorlogsschepen te bouwen; waarmee vroeg in de lente voor de tweede keer naar Brittannië werd overgestoken. Terwijl Caesar met het leger naar de vijand oprukte, werden de voor anker liggende schepen door een storm overvallen, die of op elkaar of op de kust te pletter sloegen; 40 schepen werden vernietigd, de rest kon met moeite gerepareerd worden.
Bij het eerste treffen werd de cavalerie van Caesar door de Britten verslagen, waarbij de tribuun Labienus de dood vond.[11] Bij het tweede gevecht joeg hij, met grote verliezen aan eigen kant, de overwonnen Britten op de vlucht. Vervolgens trok hij vandaar op naar de Theems, waar aan de overkant onder leiding van Cassibellaunus een groot menigte vijanden verzameld was. De rivieroever en bijna het hele wad was onder water met zeer scherpe staken ontoegankelijk gemaakt, de sporen van deze staken kunnen vandaag nog gezien worden. Bij inspectie van zo'n staak, bleken ze de omvang van een menselijk dijbeen te hebben, en in lood gegoten waren ze stabiel op de rivierbodem verankerd. Deze staken werden er door de Romeinen ontdekt en ontweken.
De barbaren konden geen weerstand bieden aan de aanval van de legioenen, en trokken zich terug in de bossen, waarvandaan gedurig talrijke uitvallen de Romeinen ernstig verzwakten. Ondertussen gaf, volgens Caesar, het sterke volk van de Trinovantes onder aanvoerder Androgeus, met afstand van 40 gegijzelden, zich over. Dit voorbeeld volgend kwamen verscheidene andere steden tot een verdrag met de Romeinen. Op hun aanwijzingen heeft Caesar het versterkte heuvelfort van Cassibellaunus, gelegen tussen twee moerassen, bovendien beschut met beschermend struikgewas en volgepropt met de nodige voorzieningen, uiteindelijk na zware gevechten ingenomen. Daarna keerde Caesar terug naar Gallië. Nauwelijks waren de legioenen naar de winterkwartieren gestuurd of hij werd van alle kanten door onverwachte rebellieën en gewapende conflicten omringd.
(Latijnse Versie)

Voetnoten

[bewerken]
  1. Beda schrijft dat de omtrek: quadragies octies LXXV milia is, dat is strikt genomen 40 maal 8 (maal) plus 75 mijl derhalve 395 mijl, daarom maar 4875 mijl. Overigens 48 in het Latijn is: duodequinquaginta.
  2. Richborough, Kent.
  3. Boulogne-sur-Mer
  4. 450 stadiën = 83.362,50 m
  5. Met Schotten worden hier de Gaels of Goidels bedoeld, een oorspronkelijk uit Ierland afkomstige etnolinguïstische groep.
  6. Beda bedoelt met Scytia: Scandinavië.
  7. Ierland.
  8. Firth of Clyde
  9. Clyderots nu Dumbarton
  10. Dál Riata
  11. De tribuun die in Brittannië sneuvelde was Quintus Laberius Durus (Caesar, Commentarii de bello Gallico - Liber V#15); Titus Labienus was Caesars Legatus in Gallië. Beda herhaalt de fout van Orosius.
Creative Commons License
Creative Commons Attribution icon
Dit bestand heeft de licentie Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands. In het kort: het staat u vrij het bestand te verspreiden en een afgeleid werk aan te passen, zo lang als u de naam vermeldt van zijn auteur(s) of rechthebbende(n). Officiële licentie