Horatius/Carmina/1, 1

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Maecenas, telg van koninklijke voorouders; o mijn beschermheer en zoete sieraad: er zijn mensen die het plezierig vinden op de renbaan Olympisch stof te verzamelen; de eindpaal, die zij met gloeiende wielen ontwijken, en de erepalm, verheffen hen tot goden, heersers over de wereld. De ene vindt het leuk, indien de massa onstabiele burgers erom strijdt hem te benoemen op één van de hoge functies. Een andere vindt het prettig, indien hij in zijn eigen graanschuur alles wat van de Afrikaanse dorsvloeren wordt geveegd, heeft opgestapeld. De man die graag zijn familie-akkers met de schoffel openrijt, zou je er nooit kunnen toe brengen -- nog voor geen miljoen -- om op een schip uit Cyprus als een bange zeeman de Zee van Myrto te bevaren. De koopman-ter-zee, die bang is voor de Africuswind die op de Icarische golven raast, prijst de rust en de akkers van zijn thuisstad. Maar al snel herstelt hij zijn gehavende schepen, omdat hij nooit geleerd heeft armoede te lijden. Er zijn er die niet neen zeggen tegen enkele bekers oude Massicuswijn, en die er niet tegen opzien om een stukje van de volledige werkdag af te knijpen: nu eens liggen ze onder een groene aardbeiboom, een andere keer bij de zacht ruisende bron van een heilig beekje. Velen vinden hun genot in een legerkamp, en in de klank van de legertrompet, vermengd met de klaroen, en in oorlogen, die door moeders gehaat worden. De jager, die niet denkt aan zijn lieve echtgenote, verblijft onder de koude blote hemel: misschien werd een hinde opgemerkt door zijn trouwe jachthonden, misschien heeft een Marsisch everzwijn de stevige netten doorbroken. Wat mij betreft: klimopranken, beloningen voor geleerde hoofden, brengen mij bij de goden in de hemel; het koele woud en de lichtvoetige reidansen van nimfen met saters scheiden mij van het volk, indien tenminste Euterpe haar dubbelfluit niet stilhoudt, en Polyhymnia niet weigert haar Lesbische lier te stemmen. Indien jij mij een plekje geeft bij de lyrische dichters, dan zal ik met mijn verheven hoofd de sterren raken.