Naar inhoud springen

Keulemans Onze vogels 3 (1876)/44

Uit Wikisource
43 Onze vogels in huis en tuin, deel 3 door John Gerrard Keulemans

44. Het oranje fazantje

45


[ Pl44 ]

 
[ 147 ]
 

HET ORANJE-FAZANTJE.

ESTRELDA MELPODA.


Men noemt het hier afgebeelde vogeltje ook Goudwangetje en Oranje-Senegali, terwijl het bij de Duitsche vogelhandelaren als Orangenbackofen, bij de Engelsche als Golden astrild en Aurora bird bekend is.

Het is een der meest algemeene Fazantjes, en wordt over geheel West- en Midden-Afrika menigvuldig aangetroffen. Gewoonlijk leeft het in 't gezelschap van andere verwante vogeltjes, hoewel het, wat zijne levenswijze betreft, meer bijzonder met het St. Helena-Fazantje overeenkomt. Zoo als wij echter reeds vroeger aanmerkten, bestaat er onder deze vogeltjes zooveel onderlinge overeenkomst in zeden en gewoonten, dat de beschrijving eener enkele soort voor de geheele familie zou kunnen dienen; de karakteristieke eigenaardigheden der verschillende soorten van Fazantjes, Amadina's en Munia's liggen dan ook hoofdzakelijk in hare kleuren en grootte, en ook eenigermate in hare verschillende bewegingen en in den nestbouw. Voedsel, algemeene levenswijze en zang zijn bij allen, zoo niet geheel, dan toch zeker grootendeels gelijk.

Het Oranje-Fazantje houdt zich bij voorkeur in digte doornstruiken op, en nestelt in de zaamgevlochten slingerplanten en het hooge gras der moerassen en vlakten. Evenwel vindt men het nest ook in openingen of reten tusschen het hout, of wel nabij den grond of tusschen de hoog uitschietende wortelen der Pandanas- of zoogenaamde Mangrove-boomen. De bouwstoffen bestaan uit gras en dunne plantenvezels, en voor het binnenwerk uit dunne worteltjes of grasbloemen. De 5 à 9 witte eijeren worden door beide ouden bebroeid. Behalve in den regentijd, broeijen deze vogeltjes het geheele jaar door, en brengt het ouderpaar elke twee maanden een broeisel voort. Daar de regentijd twee maanden aanhoudt en er dus nog twee maanden van het jaar overblijven, kan men wel rekenen, dat [ 148 ]de Fazantjes tot vijfmaal 's jaars broeijen, waaraan dan ook hunne menigvuldigheid is toe te schrijven. Daarbij dient men in aanmerking te nemen, dat de hen omringende natuur, het klimaat en de spoedige groei der jongen de vermenigvuldiging bijzonder begunstigen en dus ook tot hunne vruchtbaarheid bijdragen.

Beide seksen zijn gelijk van kleuren; de jongen echter zijn bruiner en hebben de oranjeveêren der wangen met bruine randen afgezet.

Ook in gevangenschap broeijen deze Fazantjes gereedelijk, en, bij gebreke van hunne eigen soortverwanten, vermengen zij zich ook met andere soorten, zoodat er zeer fraaije bastaarden van het Oranje- met het St. Helena-Fazantje of met andere soorten kunnen geteeld worden.

Men behandele deze vogeltjes op gelijke wijze, als de reeds beschreven soorten.